de verhalensite van de StEG
Bronnen: Wiel van Dinter/ Harm Teunissen
Vooraf:
Jan de Beijer wordt door velen beschouwd als verreweg de grootste topografische tekenaar uit de 18e eeuw. Er zijn ongeveer 1500 tekeningen van hem bekend, waarvan circa 600 als gravure zijn uitgegeven. Dit is een enorm aantal tekeningen die niet alleen mooi zijn, maar ook van grote documentaire waarde. Tussen 1732 en 1775 verbleef hij in grote delen van Nederland en het Duitse Neder-Rijngebied, waar hij allerlei landschappen vastlegde, ook van Gennep. Daardoor krijgen we een goed beeld van de 18de-eeuwse stad en het platteland.
Emmerik
Johan Jacob de Beijer, een achternaam die tot op de dag van vandaag in Nederland en de Nederrijn bekend is, was rond 1700 wervingsofficier voor het Hollandse huurleger in Duitsland en Zwitserland. Daarom werd zijn zoon Jan in 1703 in het Zwitserse Aarau geboren. De jonge Jan was zes jaar oud toen het gezin terugkeerde naar het toen Gelderse Emmerik, de plaats waar een eeuw eerder ook Willem van Bommel, de bouwmeester van het Gennepse stadhuis, woonde. Jan ging daar naar de gereformeerde school, waar hij een groot talent voor tekenen bleek te hebben. In Emmerik breidde het gezin De Beijer zich uit. Vader Johan Jacob overleed op middelbare leeftijd in 1719. Een maand na zijn dood baarde moeder Maria de Beijer-Frisch haar negende (!) kind.
Tekenaar
Zoon Jan wilde van tekenen zijn beroep maken. In 1722 verliet hij Emmerik om in Amsterdam bij Cornelis Pronk – toen de bekendste en toonaangevende tekenaar en schilder – zich in dat vak te bekwamen. Na enkele jaren keerde Jan als topografisch tekenaar en schilder naar Emmerik terug.
Tekeningen van stads- en dorpsgezichten waren in die tijd de ansichtkaarten van nu. Welgestelde burgers kochten en verzamelden ze. Jan de Beijer was een van die tekenaren. Hij begon in Emmerik en omgeving met het vastleggen van karakteristieke gebouwen en plekjes op papier. Daar waren grif kopers voor. Al snel werd hij een bekendheid op het gebied van tekenen en schilderen.
Prentenboek
Zijn tekeningen verkocht hij aan particulieren en boekdrukkers. Bij de privépersonen bleven de prenten soms generaties lang in de familie en kwamen ze uiteindelijk op veilingen terecht. Uitgevers gebruikten ze als illustraties in hun boeken. Veel van De Beijers werk werd gebundeld in “prentenboeken en -atlassen”, zoals Het Verheerlykt Kleefschland en Het Verheerlykt Nederland. In dit laatste werk komen afbeeldingen van De Beijer voor. Toen hij zich in Amsterdam vestigde (1751), trok hij daar door stad en land en maakte nieuw werk.
Onbekend
Tien jaar voor zijn vestiging in Amsterdam reisde hij (uitvalsbasis Vierlingsbeek?) door de Maasregio en kwam hij in 1742 in Gennep. Twee tekeningen van Gennep door De Beijer zijn bekend: een totaalblik op het stadje (gedateerd 1742), en de oudste afbeelding van het stadhuis.
Midden onder: tekening uit 1759, in bezit van het gemeentearchief van Amsterdam, met in het genoemde boek over Jan een serie kunstenaars in een Haarlemse trekschuit. Een van de Beijer’s kunstenaars was Jan de Beijer, en verder onder andere C. Pronk, H. Pothoven, J. Andriessen, H. Spilman en J. Greenwood (de maker) – een voorbeeld van zo’n gedrukte atlas met daarin gravures op basis van gemaakte tekeningen van onder andere Jan de Beijer.
Noot Harm:
Er bestaan 2 oude gravures van Gennep van de hand van van Liender en die kennen we. Wat we niet kennen (of kenden) zijn de oorspronkelijke tekeningen, op basis waarvan die gravures gemaakt zijn. Gravures werden verveelvoudigd, bijvoorbeeld in atlassen, maar van een oorspronkelijke prent bestaat maar één exemplaar, het origineel.
Een groep tekenaars, vermoedelijk het gezelschap van het Teeken-College, in de Haarlemmer trekschuit, mei 1759
Over het wedervaren van Jan de Beijer en de plaatsen en taferelen, die hij vastgelegd heeft is door uitgeverij van Spijk in 1980 een boek uitgegeven van de hand van Guido de Werd. In dat boek vinden we afdrukken van de meeste tekeningen van Jan de Beijer, maar slechts één tekening van Gennep.
Jan de Beijer kunnen we betitelen als een voorloper van de fotograaf uit de 19e en 20e eeuw, die in steden en dorpen interessante landschappen en gebouwen opzocht voor goed verkopende ansichtkaarten. De Beijer gebruikte in zijn tijd pen, potlood en papier. Zijn tekeningen kwamen terecht bij veel particuliere verzamelaars, met als gevolg dat ze misschien pas na vele jaren weer in de openbaarheid terugkwamen. Tot nu toe kennen we van De Beijer twee afbeeldingen van Gennep: 1. een totaalaanblik vanuit het noorden, en 2. het stadhuis met de naaste entourage.
Vergezicht
In 1742 trok Jan de Beijer door onze regio. Hij tekende onder andere het Kasteel Heumen in dat jaar. Het kan bijna niet anders dan dat hij daarna doorreisde naar Gennep. De weg van Nijmegen naar Gennep liep toen langs Middelaar. Vanuit de Bloemenstraat zag hij de contouren van het stadje. Hij kende uit de boeken van Braun & Hogenberg (1572-1618) onder meer de gravure van Gennep vanuit het oosten, getekend. Daarom besloot hij de ‘skyline’ van Gennep vanuit noordelijke richting te schetsen. Dit pleit ervoor dat hij in 1742 Gennep aandeed, omdat hij de schets van het vergezicht op Gennep op de achterzijde van het schetsblad met Kasteel Heumen 1742 dateerde! En de totaalaanblik van Gennep dateert hij zelf op 1742.
De ets
Voor die schets ging De Beijer hoogstwaarschijnlijk met zijn tekenmateriaal zitten in de schaduw van een boom op De Bongert (de verhoging ten noorden van wat nu het Melkstraatje is, te vinden op de Kleefse kadasterkaart van 1731). De schets werkte hij thuis uit tot een tekening. Vervolgens maakte hij van die tekening later weer een kopie met de pen voor de etser. Deze ets staat in het boek Het Verheerlykt Kleefschland, met links bovenin gedateerd: “Gennep 1742”.
Stadhuis
Het meest bekende en gebruikte werk van Jan de Beijer is zijn tweede afbeelding van Gennep, namelijk het stadhuis (’t Raadhuys te Gennip). Het blijkt nu dat Jan de Beijer aan de etser Paulus van Liender voor diens ets van het stadhuis een tekening heeft gegeven die duidelijk afwijkt van zijn eerste tekening, die hij maakte op basis van de schets uit 1742 in Gennep! Dit wordt duidelijk op de tekening die onlangs opdook bij een veilinghuis in München. De etser Van Liender zette onder zijn ets wel J. de Beijer del., maar de tekening die hij als voorbeeld kreeg, is niet identiek aan De Beijers eerste tekening (gemaakt naar de schets uit zijn schetsboek). De tekening uit 1742 geeft een grotere entourage. Het origineel van 1742 is omvangrijker. Dit ontdekten we toen de originele, eerste tekening werd geveild. Deze is door een particulier op de veiling ingebracht en bevindt zich nu in Genneps bezit.
Verschillen
Paulus van Liender maakte zijn ets van het stadhuis met behulp van een pentekening die Jan de Beijer hem leverde. Voor dit model greep De Beijer terug op zijn tekening uit 1742, gemaakt naar de schets van die tijd. Nu we het opgedoken origineel uit 1742 vergelijken met de ets van Van Liender uit 1758, zien we duidelijke verschillen. Waarom en op welke plekken heeft De Beijer afwijkende details aan de etser gegeven?
Amsterdam
Jan de Beijer verliet in 1751 Emmerik/Kleef om zich te vestigen in Amsterdam, de culturele hoofdstad van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Daar knoopt hij weer relaties aan met vakgenoten uit zijn eerste Amsterdamse periode (1722) en zoekt hij contacten met jongere geestverwanten. Hij ontmoet daar ook de jonge tekenaar, schilder en etser Paulus van Liender (1731-1797). We gaan ervan uit dat Van Liender in 1757 van Jan de Beijer een pentekening van het Genneps stadhuis kreeg om er een ets van te maken. De Beijer viel voor dat model terug op zijn tekening van 1742, die hij had gemaakt van de schets van die tijd.
Stadhuis
Bij zijn komst in Gennep in 1742 was De Beijer direct gecharmeerd van de parel van het stadje: het stadhuis uit 1620, ontworpen door Willem van Bommel. Hij ging toen aan het begin van de grote straat zitten met zijn schetsboek en legde het tafereel vast. Thuis werkte hij de schets uit tot een tekening. Deze tekening werd in november 2020 geveild. Informatie bij het veilinghuis leert ons dat de tekening daar door een particulier is ingebracht. Van deze tekening (1a) heeft De Beijer het model voor de ets van het stadhuis gemaakt (tekening 1b). Van Liender had de ets in 1758 klaar. Als onderschrift bij de ets schreef hij: ’t Raadhuys te Gennip. Als tekenbron vermeldde hij links onder de ets: J. de Beijerzonder jaartal (wist hij dat niet?). Rechts onder etste hij zijn eigen naam: Paul v. Liender met het jaartal 1758.
Paul van Liender (1731-1797): Gezicht op het raadhuis van Gennep.Prent uit een 100-delige serie met gezichten op dorpen en steden te Kleef.Ets door Paulus van Liender naar ontwerptekening van Jan de Beijer; gesigneerd en gedateerd.
Veranderingen
We kunnen nu de geveilde tekening van 1742 (links) naast de ets van 1758 leggen. We vergelijken dus de oorspronkelijke tekening van De Beijer (1742) met zijn tekening (rechts), die door Van Liender werd omgezet in de ets van 1758. Kort gezegd: we vergelijken tekening-links met tekening-rechts (= voorbeeld voor de etser). Tussen beide tekeningen ligt een periode van 15 jaar. Een periode waarin grote veranderingen plaatsvonden in het hertogdom Kleef, met Gennep in het bijzonder. Het hertogdom werd, als onderdeel van het koninkrijk Pruissen, meegesleept in een oorlog tegen Oostenrijk en Frankrijk (de Zevenjarige Oorlog, 1756-1763). Gennep (700 inwoners, 180 woningen) werd overspoeld door horden Franse troepen, die geherbergd, gevoed en gekleed moesten worden. Het stadje dreigde ten onder te gaan. Het vredige tafereel op De Beijers tekening-1757 (= de ets) staat in schril contrast met de realiteit van dat moment. Maar ja, de tekenaar De Beijer woonde in Amsterdam. De Nederlanden waren neutraal en de communicatie met het hertogdom was gebrekkig of niet aanwezig.
Nieuwe panden
Wanneer we de ets naast de tekening leggen, zien we direct dat De Beijer van tekening-links een grote strook heeft weggelaten. Een verklaring hiervoor is dat voor de ets het stadhuis centraal stond. Voor ons vandaag is die weggelaten strook belangrijk. We krijgen een groter deel van de protestantse kerk te zien, terwijl op de oudste foto’s meestal de voorgevel wordt afgebeeld. De kerk is naar achteren gebouwd, waardoor de twee huizen links ervan naar voren springen. Nu kennen we dus ook twee panden van de westelijke huizenrij aan de Markt in 1742. Het rechterpand is niet de pastorie, want door de nog steeds grote schuldenlast van de kerkenbouw (1661-1663) had de kerkenraad geen geld voor een eigen pastorie en moest Ds. Fridrich von Erpers in een huurhuis elders in Gennep wonen.
Stadsbrand
Het linkerhuis kan een herberg zijn vanwege het rek voor het paard. Daaraan bond de voerman of ruiter zijn paard vast. De muurankers van 1591 suggereren dat het huis de grote stadsbrand van 1597 heeft overleefd. Of verwijst dit huis naar zijn voorganger op die plek? De huizen rechts van de kerk zouden aan een pad kunnen staan dat leidde naar het Norbertuspoortje in de noordelijke stadsmuur. De 80-plussers onder ons kennen hier wellicht nog de kleine huisjes, die tot aan de ingang van de bewaarschool stonden. De klokkentoren op de tekening kennen we niet meer in deze vorm. Hij zou, een eeuw later, in 1846 door een blikseminslag half vernield worden.
Pauw
We zagen dat De Beijer bij de tekening (rechts) aan de linkerzijde een strook van de tekening heeft weggelaten. Op de ets staat daardoor maar een klein stukje van de protestantse kerk. Verder staan de personen veelal nog op dezelfde plek, zij het soms met andere kleding en van ander geslacht. De hondjes hebben verschillende posities en de drie bomen van 1742 zijn op de ets vervangen door twee. Daardoor is het gebouw – op de plaats van nu museum Het Petershuis – duidelijker geworden. De ingang naar de huidige Torenstraat heeft op de ets ook meer duidelijkheid gekregen. Op het model voor de ets heeft De Beijer bij de boom rechts een pauw toegevoegd.
De Zalm
Uiterst rechts beneden op de ets zien we opnieuw een rek voor teugels van een paard. Dit wijst opnieuw op een herberg, de locatie van het huidige Hotel De Kroon. Was hier herberg De Zalm, die rond 1750 op de Markt in documenten wordt genoemd? Honderd jaar later stond hier logement De Graanbeurs van Judocus Wierts, de plek waar de bekende Gennepse componist Johan Wierts opgroeide. Ja, van het Gennepse volkslied en het nog steeds geliefde Onder Moeders paraplu.
Vredig
Franse legers waren het hertogdom Kleef binnengevallen (Zevenjarige Oorlog, 1756-1763). Het kleine stadje Gennep – tot de kleinste van de drie stadjes van het hertogdom Kleef behorend – zuchtte onder de inkwartiering en voeding van 1000 (!) Franse soldaten. Jan de Beijer bereidde de ets van Paulus van Liender voor. Niets op zijn tekening-1b geeft de oorlog en het Franse juk weer. De tekening-1b en dus ook de ets zien er zo vredig uit! We leggen de focus maar op het groepje personen centraal voor het bordes van het stadhuis.
Water
Het valt op dat de stadspomp van 1742 naar de achtergrond is verschoven op de ets van 1758. Het groepje personen voor het bordes ziet er op de ets anders uit. Ze staan bij een visbank, waar de beroepsvisser op de Niers zijn verse vis regelmatig te koop aanbood (geen diepvries!). Deze stenen bank herinnert ons aan het jaar 1658. In maart van dat jaar beleefde Gennep de ergste watersnood uit zijn geschiedenis. Het water stond zo hoog in de stad, dat boten die door Genneps straten voeren, vastmeerden op de Markt aan de visbanken daar!
Nawoord
In dit artikel hebben we geprobeerd aannemelijk te maken dat Jan de Beijer zijn schets van het stadhuis met entourage in 1742 maakte. De tekening-1a is niet gedateerd. De jaar-in-jaar-uit rondreizende tekenaar was in 1746 weer in de buurt, gezien de tekening die hij in dat jaar maakte voor het Huis te Middelaar. Deed hij toen Gennep aan voor de schets van het stadhuis? Hij was er maar een uur vandaan. Hij tekende in Heumen, Middelaar, Gennep, Afferden (Blijenbeek, 1738). Sloeg hij op weg naar Afferden het Kasteel Huis Heijen over? Of was het in 1742 toen hij bij Gennep was? Of zit de tekening nog in een onbekende particuliere verzameling? En waren de stadspoorten in Gennep niet interessant genoeg voor hem? Zo blijven er vragen…
Gezicht op Gennep.
Prent uit een 100-delige serie met gezichten op dorpen en steden te Kleef. Ets door Paulus van Liender (1731-1797) naar ontwerptekening van Jan de Beijer (1703-1780). Prent tevens opgenomen in: Jan de Beijer, Het verheerlykt Kleefschland of Kabinet van Kleefsche oudheden en gezigten. Amsterdam: Jan de Groot [etc.], 1792.
Meer informatie over Jan de Beijer:
Jan de Beijer: Bij het BIHC
Jan de Beijer op “mijn Gelderland”
Jan de Beijer bij Boymans van Beuningen
Jan de Beijer en Utrecht