Sanatoria in Gennep (deel I)

Bronnen:
Gennepnu.nl, Wiel van Dinter,  Heemkundekring Rosmalen, Andere tijden,  dodenakkers.nl

Rond 1900 was TBC volksziekte nummer 1 in Nederland. Ons land telde op dat moment  ongeveer 5 miljoen inwoners waarvan er jaarlijks bijna 10.000 overleden  aan deze ziekte. Hoewel de Duitse arts Robbert Koch al in 1882 de veroorzaker en besmettelijkheid van de ziekte ontdekte: de mycobacterium tuberculosis een bacterie die de longen infecteert en Wilhelm Röntgen in 1895 apparatuur ontwikkelde waarmee deze  besmetting zichtbaar kon worden gemaakt, zou het nog decennia duren voordat er effectieve en betaalbare antibiotica op de markt kwamen waarmee TBC tot een ambulante ziekte zou worden. Alexander Fleming ontdekte in 1928 penicilline maar pas eind jaren 40 en in het eerste deel van de jaren 50 kwamen er goed produceerbare  en betaalbare antibiotica op de markt.

Wat is tuberculose?
Tbc is waarschijnlijk een ziekte geworden toen mensen dieren gingen houden om zichzelf in eten en drinken te voorzien. Er is toen waarschijnlijk ooit een bacterie overgesprongen van dier naar mens. Er zijn vele vormen van tuberculose, waarvan longtuberculose de meest voorkomende is. Besmetting met longtuberculose is het gevolg van het inademen van kleine vochtdeeltjes met daarin de bacteriën. Eenmaal in het lichaam nestelen deze zich in de longen en vermenigvuldigen zich. Grote hoeveelheden bacteriën in het lichaam vormen samen een tuberkel. Dit knobbeltje is feitelijk de ontsteking. In het midden van deze knobbeltjes bevindt zich dood weefsel. De TBC-bacterie verteert als het ware je organen. Vaak hoestten patiënten met een gevorderd stadium van TBC hierdoor ook bloed op. Vandaar dat het in de volksmond  vaak “de tering” werd genoemd. TB zoals de ziekte ook vaak werd aangeduid was besmettelijk en vandaar ook een veel voorkomende aandoening in de 19e-eeuwse volkswijken waar de hygiëne vaak te wensen overliet. Vanaf 1895 kon men met behulp van Röntgenstralen de TBC plekken in de longen zichtbaar maken. Die werden nog beter zichtbaar door het inspuiten van een contrastvloeistof (Lipiodol) in de longen, een allesbehalve prettige methode. Men maakt onderscheid tussen “open” en “gesloten” TBC. De eerste vorm is besmettelijk. Iemand met “open” TBC kan jaarlijks 20 mensen besmetten, de “gesloten” vorm is niet besmettelijk. Lastig is dat TBC pas vaak laat wordt ontdekt omdat men lang geen verschijnselen waarneemt. Vandaar dat vroeger alle basisschoolkinderen een zgn. Mantoux- of krasjestest kregen

Behandeling
Tot de komst van effectieve bestrijdingsmiddelen in de jaren 50 hielden medici vast aan een behandeling waarin rust, reinheid en regelmaat centraal stonden. Frisse lucht, zonneschijn en een goede voeding zouden de kans op overleven aanzienlijk vergroten. Daarom werden er sanatoria opgericht waar een streng regiem heerste. In de jaren 30 telde ons land er meer dan 40. Toch was het aantal bedden dat beschikbaar was veel lager dan de vraag. Opgemerkt moet worden dat het verblijf in een sanatorium in het algemeen niet werd vergoed door ziekenfondsen.  Dat verandert pas in 1920  naar aanleiding van het rapport van een staatscommissie. Dit rapport  legde ook  de basis voor  de oprichting van een landelijk dekkend netwerk van consultatiebureaus die een rol in de opsporing van TBC gingen spelen.

Gennep
In het begin van de 20e eeuw bepaalde het rijk dat iedere gemeente moest beschikken over een gebouw waar besmettelijke ziekten in quarantaine konden worden gesteld.  Gennep en Ottersum besloten to samenwerking maar het idee het gebouw (de zgn. “Rochusstichting”) op het terrein van het klooster te bouwen werd door de leiding van de congregatie in Tilburg afgewezen. Men besloot een gebouwtje op gemeentegrond grenzend aan de kloostertuin te bouwen. De aanbesteding was in april en eind 1909 kon de eerste (tyfus-)patiënt opgenomen. De ‘kliniek staat onder leiding van dr. Hans Stiemens. Dr. Stiemens was naar Gennep gekomen om Dr. Hermans  bij te staan. 

St.Rochus Gesticht van de Zusters van Liefde van Onze Lieve Vrouw

Na enkele jaren blijkt het Rochusgesticht al te klein. Er is behoefte aan een grotere accommodatie voor langdurige bedlegerige  patiënten met een besmettelijke ziekte. Dr. Stiemens gaat in overleg met de congregatie en overtuigt de zusters ervan dat de bestrijding van tuberculose in Gennep de hoogste prioriteit dient te krijgen. Voor de Zusters van Liefde past het creëren en exploiteren van een dergelijke instelling in de doelstelling van de orde. De sociaal sterk bewogen dr. Stiemens ziet het als zijn plicht de leiding van zo’n sanatorium op zich te nemen.  De zusters kopen voor de realisatie van het plan een stuk grond tussen het klooster en de Rochuskapel. Ook de woning die bij de gemeenteschool aan de Doelen stond werd in het plan betrokken. Het pand wordt aanvankelijk gehuurd maar in 1920 door de zusters gekocht. Er wordt een ziekenaaltje voor 4-5 patiënten ingericht. In de volksmond krijgt dit gebouw de naam “lighal. Op 2 oktober 1918 wordt de eerste patiente verwelkomd. De Zusters van Liefde nemen de verzorging op zich maar stellen wel de eis dat er alleen vrouwelijke patiënten met een RK achtergrond kunnen worden opgenomen. De instelling krijgt de naam “Maria-Oord”, in lijn met door de congregatie aanbeden moeder van God.

Als gevolg van de toenemende vraag naar bedden worden er op het terrein nog enkele lighallen (3) gebouwd. Ook wordt er een bovenverdieping op Maria-Oord gebouwd en in de tuin komt een “meisjeshuis” (5) te staan waar verplegend personeel wordt ondergebracht. In de jaren twintig varieerde het aantal patiënten tussen 125 en 199. Niet verwonderlijk Maria-Oord had een grote invloed op de werkgelegenheid en middenstand in Gennep. Een groot aantal Gennepenaren werkte bij de instellingen. De centrale keukens kregen veel van de voedselbenodigdheden door de plaatselijke middenstand en boeren aangeleverd. Brood en melk kwamen dagelijks vers binnen. Onderhoud en installatie geschiedde door lokale vaklieden. Al dan niet in vaste dienst. Op het terrein vinden we verder nog een groenten- en een siertuin waarvoor een tuinman in dienst wordt genomen. In 1933 wordt er  een Mariagrot (“de Lourdesgrot”)  gebouwd. De laatste bouwactiviteit is de aanleg van een CV installatie en in 1938 de bouw van een washuis (nog niet zichtbaar op de foto) aan de Doelen (ter hoogte van de huidige parkeerplek achter de bibliotheek).  

Kort fragment uit een presentatie van de Heemkundekring Rosmalen waarin men aandacht besteed aan het sanatorium Maria-Oord in Gennep dat na WOII in Rosmalen werd voortgezet.

Het leven van een Tbc-patient op Maria-Oord

Zoals eerder genoemd wist men lange tijd niet precies hoe TBC moest worden bestreden.  Aanvankelijk is de kans op genezing klein. Van de eerste dertig patiënten overlijden er uiteindelijk 28!  Pas tijdens WOII kwamen de eerste antibiotica beschikbaar maar het zou nog tot in de jaren 50 duren voordat de medische wetenschap zover gevorderd was dat men TB patiënt ambulant met antibiotica kon helpen.  

Voor WOII was de algemene opvatting dat een aanpak van Rust – Regelmaat en Reinheid de meeste kans op herstel bood. Dit concept kwam sterk tot uiting de de dagelijkse gang van zaken binnen Maria-Oord. Reinheid werd gegarandeerd door o.a het veelvuldig wassen en het relatief geïsoleerde bestaan. De rust werd o.a. gegarandeerd door de verplichting tot bedrust. De regelmaat kwam o.a. tot uiting in een strikte dagindeling  7 dagen per week.  Hieronder is het reglement afgebeeld waarin dat duidelijk naar voren komt.

Reglement van zaal 3 en zaal 4
Previous slide
Next slide

De kuur:
De dagindeling van een patiënt op Maria-Oord liet weinig eigen inbreng toe zoals uit bovenstaande dagindeling al bleek. De kuur, de weg die een patiënt na opname diende te volgen ter genezing, was mogelijk nog spartaanser! Onderstaande tekst is afkomstig uit een interview met een patiënt uit Rosmalen, de plek waar Maria-Oord na WOII werd voortgezet.

Herstel
Omdat de kuur saai was en tot veel verveling leidde trachtte de medische staf een passende bezigheid voor herstellende zieken te zoeken. Als proef onder medische controle en toezicht worden lichte (huishoudelijke) bezigheden als steno, typen, de fijne was doen, tafeldekken etc. geïntroduceerd. Er ontstaat zo een op het individu toegespitste arbeidstherapie. Beginnend met een kwartier arbeid krijgt een zieke, afhankelijke van zijn of haar medische toestand langere werktijden. Men gaat naar aanleiding van een oriëntatie bij andere sanatoria werken met raffia en later met leer, kralen en metalen. Er wordt kleinschalig geproduceerd voor vnl. familie, vrienden en bekenden. De arbeid evolueert tot een kunstnijverheid in allerlei vormen: lampenkappen, weefwerk, kartonnage, tin- en leerbewerking. Een reiziger promoot en verkoopt de eindproducten op damesbeurzen, exposities, de Bijenkorf, in hotels en op mailschepen.

Previous slide
Next slide

Van de opbrengst wordt weer nieuw materiaal ingekocht. Als de productie verder stijgt neemt mevr. Maria Stiemens-Hopman, de echtgenoot van Hans Stiemens, de algehele leiding op zich. De inkomsten gaan in een pot waaruit minvermogende patiënten worden gesubsidieerd. In de jaren 20 neemt het aantal patiënten verder toe. er worden lighallen bijgebouwd en in 1923 wordt het voormalige lagere schoolgebouw aan de oostzijde van het terrein (kant van de Martinuskerk) voor fl. 8.000.= gekocht.

Het aantal patiënt groeit gestaag van 10 in 1918 naar 140 in 1923 tot 157 in 1929 met pieken tot boven de 190 in de jaren 1926-1928. In de jaren 20 sluit dr. Stiemens een zakelijke overeenkomst met de zusters af waarin hij als geneesheer directeur het management en de medische leiding krijgt tegen een vergoeding van 20% van de jaarlijkse inkomsten aan verpleeggelden terwijl de zusters de verantwoordelijkheid krijgen voor de exploitatie en verdere uitbouw. De verpleegprijs bedraagt  fl.3-.= per dag en kinderen fl 2.=.  Een simpel rekensommetje leert dat dr Stiemens een voor die tijd enorm inkomen weet te genereren. In 1926 worden de Paters van de Heilige Geest,  die sinds verdwijnen van de NBDS in voormalige hoofdkwartier aan de Spoorstraat wonen, belast van de geestelijke verzorging van de patiënten van Maria-Oord.

Zonlichtheide:
Dr. Stiemens achtte het de taak van het sanatorium ex-patienten ook voor te bereiden op een terugkeer in de samenleving: de “nazorg”. Dit eindstadium van de behandeling werd al beschreven in een boek dat mevr. Stiemens onder het pseudoniem “Een doktersvrouw uit het Zuiden” in 1925 schrijft. Daarom richt Dr. Stiemens in 1931 – nadat er tussen hem en de zustercongregatie een mening verschil ontstaat over de exploitatie en opnameselectie van Maria-Oord – een eigen sanatorium op. Het echtpaar Stiemens was na jaren van studie, oriëntatie en consultatie tot het inzicht gekomen dat er in de behandeling van TBC-patienten drie fase kunnen worden onderscheiden: de ligkuur, de arbeidstherapie en de nazorg.

Previous slide
Next slide

Die behoefte aan nazorg was gebaseerd op de ervaringen van oud-patenten die moeilijkheden ondervonden op zowel lichamelijk als geestelijk gebied bij hun herintreden in de samenleving na een lange tijd opgenomen te zijn geweest in de gesloten wereld van het sanatorium. Dat eigen sanatorium gericht op de nazorg krijgt de naam “Zonlichtheide”. Fraai gelegen aan de Heijenseweg verwijst de naam van de locatie naar de omstandigheden aldaar: de geneeskrachtige invloed van de zon, de weldaad van het licht en de heilzame werking van de aanwezige heide. Vanaf 1931 is Stiemens  in Gennep op twee plaatsen actief: Maria-Oord, waar hij geneesheer-directeur is en zijn eigen nazorg-instituut: Zonlichtheide.

Uitbreidingen:
Ondertussen breidt Maria-Oord in de jaren 30 verder uit. Er komt een nieuwe lighal; er komt een bovendieping op het achterste deel; de voormalige jongensschool wordt volledig omgebouwd en de lokalen veranderen in slaapzalen. Er komt een Röntgenafdeling en in de tuin bouwt de congregatie en dienstbodehuis dat een slaapgelegenheid biedt aan inwonend verplegend lekenpersoneel. 
In 1934 wordt er voor de zusters en lopende patiënten een Lourdesgrot in de tuin aangelegd. een plek voor contemplatie en gebed. Het tuinpad tussen het Norbertusgesticht en Maria-Oord wordt bestraat. Omdat met het toegenomen aantal patiënten de wasserij onvoldoende capaciteit heeft wordt er in 1938 een veel groter en moderner washuis gebouwd.