de verhalensite van de StEG
Auteur: naar Wiel van Dinter
editie: “Stadhuis van Gennep door de eeuwen heen”
Hoewel Gennep al eerder een “centraal gebouw” bezat dat een stadhuisfunctie moet hebben gehad, begint dit verhaal op het moment dat in 1597 de grote stadsbrand uitbreekt. In de nacht van 15-16 april 1597 breekt er een brand uit waarbij het kleine dichtbebouwde centrum, dat uit huizen van hout en leem bestaan, in enkele uren geheel in de as wordt gelegd. Slechts enkele huizen overleven de brand. Alle officiële stukken van zowel stadhuis als kerk raken verloren.
Hoewel verschillende documenten verschillende aanwijzigingen geven over het moment waarop wordt begonnen met de herbouw van het stadhuis wordt, geldt 1612 als een belangrijk jaar. In het gemeentearchief vinden we een “stadsrekening” met een aantal posten die met de bouw te maken hebben. De architect, bouwer is Willem van Bommel uit Emmerich, die ook verantwoordelijk is voor de bouw van de stadhuizen van Venlo en ‘s-Heerenberg. Het Gennepse stadhuis vertoont grote gelijkenis met deze stadhuizen. Het gebouw is gebouwd in de Neder-Rijnse renaissancestijl met een monumentale achtkantige traptoren
In zijn boekje “Het Gennepse stadhuis door de eeuwen heen” beschrijft Wiel van Dinter het verloop van de bouw. Dat gebeurt o.a. door verwijzingen naar diverse details zoals: “Als men op een gegeven ogenblik nóg twee balken nodig heeft (balken zijn in die tijd een zeer zeldzaam product) gaan burgemeester en schepenen naar Gaesdonk en Nieuwklooster, echter tevergeefs. Dan wordt het in Kleef geprobeerd. De Gennepse delegatie verteert daar samen met de Kleefse autoriteiten voor 6 gl. 4 st. in ” ’t Hom”. De Kleefsen raken blijkbaar in een goede stemming, want men gaat in het Reichswald twee bomen bekijken en verteert in gezelschap van de boswachter en de houtvester voor nog eens drie gulden in Frasselt. A propos, die twee bomen waren de Gennepse afgevaardigde Goert de Heer door twee arbeiders al aangewezen, hetgeen opnieuw twaalf stuivers aan bier kostte. Daarna ha len voerlui in Kleef de stenen op, in het Reichswald de twee bomen, nog eens bal ken uit het Roesbroeck, hetgeen weer met bierdrinken gepaard gaat. Daarbij krijgen trouwens Mr. Willem en zijn knechts ook hun deel. Tenslotte moet er tol en accijns betaald worden…”
Wie met wat grotere stappen door de geschiedenis van het gebouw loopt, constateert dat geldgebrek een voortdurend terugkerend thema is als het gaat om onderhoud en verbeteringen aan het gebouw. Verveloos, houtrot, kapotte ramen, het komt allemaal voor. Het kleine Gennep was arm en dit monumentale stadhuis bleek een zware last op de schouders van deze gemeenschap.
Alarm!
Vanuit de toren kon men 400 jaar geleden nog over heel Gennep uitkijken, Bij naderend gevaar kon de uitkijk de stadspoorten laten sluiten, En in die eerste 100 jaar was er aan gevaar besliste geen gebrek met regelmatige belegeringen van de noordelijker gelegen Genneperhuis. Waren het niet de Fransen of de Spanjaarden dan waren het wel de troepen van Frederik Hendrik die aan de Gennepse poorten rammelden. Maar ook bij de ontdekking van brand werd de alarmklok geluid want de grote brand van Gennep in 1597 lag bij iedereen nog vers in het geheugen.
De functies van het stadhuis
Voor het “afdoen van zaken” had men op de tweede verdieping aan de oostkant de beschikking over twee kamers: de raadkamer die uitkeek op de markt en waar de raadsvergaderingen werden gehouden en (waarschijnlijk) ook de andere officiële gebeurtenissen plaatsvonden. Daarachter lag het secretariaat , de werkkamer van de secretaris en het archief. Van. elk uitgaand stuk maakte hij of de stadsschrijver een kopie. Aanvankelijk is de bestuursfunctie een parttimezak. De burgemeester werd (tot 1913) voor het leven benoemd. Hij had een ander beroep als hoofdmiddel van bestaan. Zo komen we in de loop der eeuwen een koopman, boer, handelaar, leerlooier, meelkoopman en fabrikant tegen. De voornaamste activiteiten op het stadhuis waren administratief van aard.
Wiel van Dinter geeft ook hier weer een aantal aardige details waaronder: ” Had men meerdere bladen papier, dan werden die in het hart gevouwen, door de vouw trok men een koordje garen, zoals we dat nu nog bij schriften kennen. Een beschreven blad vouwde men kunstig toe en plakte het aan de achterkant dicht met een lik in een kaarsvlam zacht gemaakte lak. Ook verzegelde men een brief wel met een ouwel, d.w.z. met een dun stukje papier met plakrondje, waarin het gemeentezegel gedrukt werd”.
In de loop van de geschiedenis worden de taken uitgebreid, vergadert de raad frequenter en komen er meer ambtenaren. Ook stijgt het aantal financiële taken. Vanuit “Maastricht” en “Den Haag” komen meer circulaires binnen en moet er meer worden verantwoord. Het aantal ambtenaren stijgt langzaam.
Woning
Om de kosten voor de gemeenschap te drukken wordt lange tijd een deel van het stadhuis, kelder, kamers op de begane grond en eerste verdieping als woonruimte verhuurd. In 1740 woonden er twee onderwijzers; in 1758 – tijdens de Zevenjarige oorlog – is het stadhuis deels gevangenis en deels veldhospitaal. In de Belgische tijd (1830-1839) woont ene Jacob Düffels voor 101 franc per jaar in de woning. In 1885 woont een spoorwegambtenaar in de 3 beneden- en 2 bovenkamers. In 1909 huurt Pastoor-deken Wouters de kamers die hij weer verder onderverhuurt. De laatste huurder is Hendrikus Metselaars, gemeentebode. De kelder is vaak apart verhuurt voor diverse doelen. Datzelfde geldt voor de zolder.
Legenda A Begane grond
1. hardstenen trap met vijf treden
2. torendeur met wenteltrap naar eerste verdieping
3. woonkamer postdirecteur
4. keuken
5. toegang tot directeurswoning met gang
6. trap naar slaapkamers en zolder
7. berging
8. ingang voor handkar met post
9. bestellersruimte
10. toegang publiek naar het postkantoor
11. toilet
12. wachtruimte publiek
13. kantoor
Legenda B Eerste verdieping
1. ingang naar eerste verdieping en wachtkamer
2. raadszaal en secretarie
3. burgemeesterskamer
4. archiefruimte
5. trap naar begane grond
6. overloop met trap naar zolder
7. slaapkamers van directeurswoning
School
Het gebruik als schoolgebouw stamt al uit de 17e eeuw. In 1674 staat daarvoor een aanwijzing op de stadsrekening vermeld: “…noch een bradt izer gemaeckt inde school onder het Stadthuijs daer de schoolkinder vuijr in stoocken”. De protestante kinderen komen als gedurende 2 eeuwen naar het stadhuis om de eerste beginselen van het rekenen en schrijven te leren. Omdat de protestantse gemeenschap in Gennep klein is zullen de kinderen wel in één lokaal gehuisvest zijn geweest. Als in 1863 het katholieke schooltje aan de torenstraat door “bouwvalligheid”moet worden gesloopt komen ook die kinderen naar het stadhuis.
In de periode 1863 – 1870 vindt daarmee het totale onderwijsgebeuren in het stadhuis plaats. In 1870 loopt dit weer ten einde toen de katholieke kinderen naar de nieuwe school aan de Doelen vertrokken. De protestante kinderen blijven dan nog even in het stadhuis.
Gerecht
Het bezit van stadsrechten betekende ook dat de stad verantwoordelijk was voor de eigen afdoening van rechtszaken. De rechtbank bestond uit de burgemeester die als schout optrad vergezeld door twee schepenen. Er worden veel zaken afgehandeld hoewel zware misdrijven zoals moord, diefstal, vredebreuk en verkrachting aanvankelijk door het hofgerecht in Geldern en na 1562 in Kleef worden afgedaan. Schout en schepenen hielden eens per maand zitting. In de Franse tijd veranderde dat en viel Gennep onder het kanton Kranenburg van het “departement de la Roër”. In 1842 wordt Gennep een eigen kanton voor Mook, Ottersum, Bergen en Gennep. Dit verandert weer in 1877. Vanaf die tijd valt Gennep onder het kanton Boxmeer. Op 11 mei 1877 wordt in Gennep de laatste zaak behandeld. Een periode van 35 jaar rechtspraak in Gennep liep ten einde.
Nor
Een eigen rechtbank maakte het noodzakelijk dat de veroordeelden die een vrijheidsstraf kregen opgelegd ook lokaal konden worden opgesloten. Als in 1731 wordt er melding gemaakt van een cachot in het stadhuis. Dat verandert in 1847. De raad ziet op dat moment geen kans geld vrij te maken voor de bouw van een ”gevangenhuis” en komt met de volgende oplossing. Mannelijke doortrekkende gevangenen zullen opgesloten worden in het oude burgerwachthuis, doortrekkende vrouwelijke gevangenen en kantonale gevangenen worden opgesloten op de zolder van het raadhuis. Met de pachter van die zolder wordt overeengekomen ”den zolder we der ter gebruik te stellen”. De kans dat er tegelijkertijd èn vrouwelijke gevange nen èn door het kanton veroordeelden zouden zijn, wordt miniem geacht, want over de periode 1842-47 waren er slechts vier tot gevangenisstraf veroordeelden geweest. Met het in gebruik nemen van de nieuwe (Marechaussee) kazerne verdwijnt het cachot uit het stadhuis.
Postkantoor
Vele jaren was de post die in Gennep aankwam of wegging afkomstig/bestemd voor Kleef. In 1758 is er sprake van een “voetbode” die de Brabantische Post” op woensdag en zaterdag naar Gennep bracht en dan postzaken voor Kleef mee terugnam. Brieven met bestemming Venlo gingen per boot. In de 19e eeuw verschijnt er ook nog een postkar en vanaf 1847 is er sprake van een officiële postdienst. Met de komst van de NBDS in 1873 stijgt het aantal posthandelingen explosief.Er komt behoefte aan een zelfstandig postkantoor in plaats van de huur bij een particulier aan de Zandstraat. Hoewel de gemeente in 1885 de directie van de Posterijen aanbiedt een deel van het gemeentehuis als postkantor in te richten, valt dit gebouw tijdens een eerste inspectie door de Post af. Daarop belooft de gemeente het pand aan te passen aan de wensen van de Post. Voor fl. 4389 wordt er verbouwd zodat in 1889 de Post haar intrek kan nemen. De huur wordt voor een periode van 10 jaar aangegaan. Omdat het gebouw te krap, te vochtig en te vervallen(!) is wil de Post het contract niet verlengen. Op 13 mei 1903 verlaat de Post het stadhuis en betrekt het (inmiddels voormalige) pand aan de Zandstraat.
Brandweer
Ook doet een deel van het stadhuis dienst als brandweerkazerne. In 1739 geeft de Gennepse magistraat immers een officiële lijst door naar Kleef van al de eigen dommen waarvan de gemeente het onderhoud heeft. Daar staat het brandweer- gereedschap bij: twee koperen brandspuiten, drie houten brandspuiten, vier lad ders, acht haken, vier brandkuipen, en honderd brandemmers. Deze emmers droegen tachtig jaar voordien al het stadswapen als merkteken (1659). Het heeft er alle schijn van dat dit gereedschap in een deel van het wachthuis opgeborgen lag. In de 19e eeuw hebben we een zichtbaar bewijs, dat de brandweermiddelen in het stadhuis stonden, want op een der foto’s van de achterkant van het ge meentehuis staat op een dubbele deur geschilderd ”brandspuit” (1888). De vesti ging van het postkantoor op die plek in 1890 heeft betekend, dat de brandspuit elders onderdak moest vinden.
Gennepse tijd of NBDS tijd?
De stadhuisklok met de passende tekst “Hora est” (het is tijd) moest eeuwenlang minstens één keer per jaar worden bijgesteld. Aan het einde van de 19e eeuw slaat de klok op hol: de twaalf slagen van het middaguur worden er meer dan vijftig. en om elf uur en middernacht wordt Gennep getrakteerd op meer dan honderdveertig slagen! Als in 1924 de inmiddels getemde klok acht minuten voorloopt op de stoomfluit van de NBDS, vraagt de burgemeester meerdere keren per week bij het postkantoor de Amsterdamse tijd op, waarna de klok steeds gelijk wordt gezet. Tegenwoordig vindt deze synchronisatie automatisch plaats op basis van de wereld atoomklok.
Het Carillon
In 1950 wordt het gerestaureerde stadhuis officieel ter afsluiting van de wederopbouw van het tijdens de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigde en deels verwoeste Gennep (70%!) heropend. Hoogtepunt moet de aanbieding door de dankbare bevolking aan burgemeester en wethouders van een 25 klokken tellend, door Petit & Fritsen vervaardigd, carillon worden. Helaas blijkt de bevolking minder goedgeefs dan de vroede vaderen hebben ingeschat. Probleem want van de gemeentelijke schatkist is de bodem in zicht gekomen. De klokkengieter komt met de oplossing: “neem geen bronzen maar ijzeren klepels”. De feestweek ter gelegenheid van het 1000-jarig bestaan van Gennep, wordt geopend door een maar liefst één uur durende concert op het carillon door de toen pas benoemde stadsbeiaardier Harry Denissen. Klik hier om het Genneps Volkslied op het carillon te horen spelen
Verbouwen
In de loop der tijden is het stadhuis diverse malen van binnen en van buiten verbouwd. De laatste verbouwing dateert uit 2019 – 2020 toen het gehele leistenen dak is vervangen en de luiken werden gerenoveerd. Momenteel biedt het stadhuis plaats aan een raads-/vergaderzaal annex trouwlocatie. Op de begane grond bevindt zich de VVV en in de kelder bevinden zich de vele archeologische vondsten die in Gennep worden gedaan en zond gevonden.