de verhalensite van de StEG
In 1993, bij het 175 jarig bestaan van harmonie Unitas et Fidelitas heeft Wiel van Dinter het nodige speurwerk verricht dat geleid heeft tot de publicatie van het boekwerk “daar is de harmonie”, dat het wel en wee van die harmonie in die 175 jaar beschrijft. Sedertdien heeft Wiel nog verder speurwerk verricht, hetgeen leidt tot de volgende toevoegingen aan de historie van harmonie Unitas et Fidelitas en daarmee aan de historie van Gennep.
Zijn geboorteplaats Gennep maakte politiek hectische tijden door. Toen Theodorus van Alphen ter wereld kwam, was het amper vijftien jaar geleden dat het Pruisisch hertogdom Kleef, waarin Gennep lag, meegesleurd was in een Europese oorlog: Engeland en Pruisen tegenover Frankrijk en Oosterrijk als voornaamste strijdende partijen.
Oorlog
Het Kleefse land, gedirigeerd door de in Berlijn wonende koning van Pruisen, deelde dus in de malaise van een langdurige oorlog (1756-1763). Doortrekkende troepen lieten zich foerageren waarbij steden en dorpen gebukt gingen onder bezettingen. Financieel raakten ze aan de grond.
In de 70er jaren van deze 18 de eeuw kwam het dagelijks leven in Gennep weer geleidelijk tot rust, zakte de ellende langzaam weg en zag men een aarzelende economische opbloei. De ‘hoge regering’ in Kleef had weer controle over de steden en dorpen in het hertogdom.
Zo ging er bijvoorbeeld van Kleef een circulaire uit waarin de overheid er bij de gemeentebesturen op aandrong de consumptie van buitenlandse cafée te ontmoedigen ten faveure van ‘patriottische cyther’.Dit was een aftreksel van gebrande rogge, tarwe of erwten! In Gennep werden de winkeliers op het raadhuis uitgenodigd voor een promotiegesprek over de nieuwe drank. Allen weigerden het brouwsel te verkopen! Postkoets . Het verkeer met het ‘buitenland’ (hertogdommen Brabant en Gelder vooral) was weer genormaliseerd. Gennep kwam zelfs minder geïsoleerd te liggen. Elke woensdag en zaterdag reed er een postkoets van Nijmegen via Gennep naar Venlo. De ene week van Nijmegen naar Venlo, de andere week omgekeerd. Tijdens de korte stop in Gennep om verse paarden in te spannen stond daar een postkar uit Kleef te wachten om poststukken in ontvangst te nemen en af te geven. Indien er plaats in de wagen was, konden er reizigers mee.
Zandstraat
Dit was de tijd waarin Theodorus van Alphen in 1778 geboren werd. Zijn wieg stond op perceelnummer 65 in de Zandstraat te Gennep (ongeveer voormalig postkantoor). Hij was na Henricus de tweede zoon in het huwelijk van koopman/winkelier Gerhard van Alphen en Anna Maria de Wit.
Vestiging
In “so ein geringes Orth” vestigt zich in 1776 toch de Wamelse koopman Gerhard van Alphen op de Zandstraat. Daar wordt in 1777 Henricus van Alphen geboren. Een jaar later, in 1778, komt Theodorus er ter wereld. Deze laatste zal tijdens de volgende eeuw in Gennep historie schrijven! Ook zus Clara (geb. 1782) zal hierbij een belangrijke rol spelen.
Dinsdag 1 december 1778 draagt de vroedvrouw de kleine Theodoor naar de Martinuskerk. Vader Gerhard van Alphen en de twee doopgetuigen Herma Goossens en Maria van Dijck vergezellen haar. Pastoor Ebben wacht hen op bij het doopvont achter in de kerk. Weer thuisgekomen na de doopplechtigheid kan een blijde moeder Anna in het kraambed de dopeling weer in haar armen sluiten.
Kinderen
De twee jongens Henri en Theodoor krijgen3 januari 1782 een zusje met de namen Clara Genoveva. Als koopman behoort Garhard van Alphen tot de weinige welgestelden in het stadje. Hij kan het schoolgeld voor de twee jongens best betalen. Henri, de oudste, zal traditiegetrouw zijn vader in het bedrijf opvolgen. Voor Theodoor is bij gebleken goede capaciteiten het priesterschap weggelegd. Clara zal als meisje niet naar school gaan maar van jongs af aan moeder helpen in het huishouden, de huishoudelijke taken leren en later een goede partij trouwen.
Schooljaren
Theodoor gaat dus naar de katholieke lagere school in de Kerkstraat. Daar, tegen het kerkhof, doorloopt hij de eerste zes schooljaren. Tijdens de pauze spelen de jongens vóór de school, want tussen de graven is het verboden terrein. Theodoor is blij wanneer hij tussendoor de lange schoolbank mag verlaten om met een schoolmakker in de kerk misdienaar te zijn. Het leren gaat hem gemakkelijk af. En dus stuurt vader Gerhard hem na zes jaar naar de Latijnse school die gehuisvest is in het raadhuis. Daar geeft de rector hem onderwijs in vakken die voorbereiden op de studie voor priester.
Bezet gebied
De gevolgen van de Franse revolutie (1789) worden in heel West-Europa merkbaar. Onder geïnspireerde leiders trekken Franse legers de landsgrenzen over. Het hertogdom Kleef wordt in 1794 overrompeld; de Pruisische koning laat zijn ver af gelegen wingewest in de steek. De hoge regering in Kleef wordt gedirigeerd door de opperbevelhebber van de Franse bezetters. In Gennep gaat Derk Thierry en Hanna Jeanne heten.
Studie
In deze Franse periode is Theodoor in Gennep ‘uitgeleerd’ en zal hij zijn geboorteplaats moeten verlaten. Voor de vervolgstudie tot priester gaat hij naar de theologische hogeschool in de bisschopsstad Keulen. Daar is de priesteropleiding van het bisdom Keulen, waaronder Gennep valt. Tijdens deze studiejaren zal hij een of twee keer per jaar zijn voeten weer op Gennepse bodem zetten.
In Gennep had Theodoor altijd Kleverlands gesproken. Op de Latijnse school in het raadhuis maakte hij kennis met de tweede taal, de ambtelijke taal van het hertogdom: het Pruisisch Duits. Nu in Keulen op het filosophicum en het theologicum was Duits en Latijn de voertaal.
Genneps.
De luttele keren dat Theodoor vanuit Keulen naar huis kwam, vond moeder Anna dat hij weer groter geworden was. En keek vader Gerhard met stille trots naar zijn zoon. Als die zijn oude schoolkameraden tegenkwam, praatte hij weer het vertrouwde Genneps en voelde hij zich thuis.
Acoliet
Zo gaan de jaren voorbij en lopen op zekere dag vader en zoon, de acoliet, door het stadje. Als Theodoor alleen terugloopt, tikt de tegemoet komende stadswachter aan zijn pet. Theodoor groet vriendelijk terug maar moet inwendig lachen: hoe lang is het geleden dat die man hem als kwajongen boos achterna zat?
Keulen
Dan nadert de dag van de priesterwijding. Gerhard van Alphen is met zijn oudste zoon Henri naar Keulen afgereisd om op zaterdag na Pinksteren 12 juni 1802 de plechtigheid in de Keulse dom mee te maken. Ze zijn onder de indruk van de machtige domkerk en zien een zee van witte gedaanten daar op het priesterkoor, waar de keurvorst-bisschop Anton Viktor van Oostenrijk de grote schare tot priester wijdt. De jonge priester mag mee naar Gennep, waar hij zijn eerste H. Mis zal opdragen.
Neomist
Zondag 20 juni gaat de stoet met neomist Theodoor van Alphen, lopend in een krans van sparrentakken, gedragen door een kring van bruidjes, van de Zandstraat naar de St.-Martinuskerk. Drommen mensen staan langs de met berkenboompjes versierde straatkant naar dit niet alledaags schouwspel te kijken. Onder het gebeier van de klokken arriveert de stoet bij de kerkdeur, waar pastoor Geurts en kapelaan Michels de neomist staan op te wachten en welkom heten.
Welkom
Voorafgegaan door de bruidjes schrijden de koster, pastoor en neomist onder gezang en orgelspel door het middenschip naar het feestelijk versierd altaar. Daar wordt hij begroet door de kantonpastoor van Kranenburg en de pastoors Broeckwijlder en Ververs, resp. van Ottersum en Heijen.
H. Mis
Neomist Theodoor van Alphen begint aan de eerste gezongen Mis in zijn vertrouwde Sint Martinuskerk. Tijdens zijn eerste preek staat hij vis à vis met de stampvolle kerk en ziet hij op de eerste bankenrij zijn ouders, broer Henri, zus Clara en familie zitten. Moeder Anna met tranen op haar wagen en vader Gerhard zijn ontroering nauwelijks verbergend.
Kerkvolk
In de tweede bank ontwaart hij burgemeester Friderichs met schepenen en raadsleden. Links en rechts in het midden- en zijschip bekende gezichten, die glimlachend, vol spanning naar hem opkijken. Achter boven op het koor gestalten en orgelpijpen. Behalve hier en daar een kuch wordt het doodstil in de kerk.
Preek
Theodoor op de preekstoel voelt de spanning in zich wegebben: hij is hier thuis.. Na de Latijnse openingszin aarzelt hij even …dan begint hij te spreken. Niet in het Duits of Frans. Hij spreekt in zijn moedertaal, het ‘plat’, het Kleverlands. De Gennepenaren ademen op: priester Theodoor van Alphen is een van hen gebleven.
De celebratie van de eerste H. Mis en de daaraan verbonden festiviteiten waren voorbij; de versiering van zijn ouderlijke woning afgebroken. De realiteit van alledag kreeg weer de overhand. De tumultueuze staatkundige ontwikkelingen drongen in alle hevigheid ook in Gennep en bij de jonge priester door.
Wisseling
Tijdens Theodoor van Alphen zijn studietijd in Keulen had de koning van Pruisen zijn gebied op de linker Rijnoever afgestaan aan Frankrijk. Keizer Napoleon had toen het hertogdom Kleef opgeheven en het gebied ingelijfd bij Frankrijk. De bisschopstad Keulen lag op de rechter Rijnoever, in Pruisen dus. Voor de Frans geworden linker Rijnoever moest er een nieuw bisdom komen: dat werd Aken. De stad Gennep ging kerkelijk onder Aken horen en staatkundig onder Parijs!
Kranenburg
De staatkundige en kerkelijke indeling in Frankrijk ging hier als voorbeeld dienen. De dekenale centra (voor Gennep was dat Xanten) verdwenen. In elk kanton werd een door de staat gesalariëerde ‘kantonpastoor’ aangesteld. Deze fungeerde als voorheen een deken en was het aanspreekpunt voor alle parochies in dat kanton.
De pastoor in Gennep had dus te maken met de kantonpastoor in Kranenburg, want Gennep viel staatkundig onder dat kanton. Een rare gewaarwording voor de parochie Gennep: de eeuwenoude binding met Xanten werd abrupt verbroken.
Oeffelt
Omdat het bisdom Aken pas op 25 juli 1802 begon te functioneren had de pas gewijde priester Van Alphen (12 juni 1802) nog even met het bisdom Keulen te maken. Hij kreeg dus nog uit Keulen zijn benoeming tot kapelaan in Oeffelt. Hij kwam daar in een bijna onoverzichtelijke nationaliteitscrisis terecht.
Ander land
Oeffelt had eeuwenlang via Gennep tot het hertogdom Kleef behoord. Met het staatkundig verdwijnen van het hertogdom ging het dorp op 5 jan 1800 op in de Bataafse Republiek. De vlag met de Pruisische adelaar, die in 1795 had plaats gemaakt voor de Franse vlag maakte in 1800 weer plaats voor de roodwitblauwe statenvlag. Aan de Gennepse Maasoever staande keek een Gennepenaar naar de vierkante torenspits van Oeffelt daarginds in …het buitenland!
Begin januari 1812 verlaat kapelaan Van Alphen de San Salvatorparochie in Oeffelt. Hij verkiest te voet uit Oeffelt te vertrekken. Hij steekt met de gierpont de Maas over naar zijn nieuwe standplaats Gennep. De bisschop in Aken heeft hem benoemd in zijn geboorteplaats.
Thuis
Hij loopt langs het karrenspoor over de Veerweg, en komt door de bouwvallige Maaspoort het stadje binnen. Daar slaat hij rechts af de Wal op. Hij stapt door de achterdeur zijn ouderlijk woning in de Zandstraat binnen en verrast zijn moeder. Ze veegt de handen aan haar schort af en sluit haar zoon in de armen. Theodoor is weer thuis.
Maire
Zijn vader komt uit het magazijn aanlopen. Na de warme begroeting gaan ze gedrieën aan tafel zitten en nemen het laatste Gennepse nieuwtje door: twee jongemannen uit het stadje zijn als dienstplichtigen in het Franse leger opgenomen. Theodoor zegt tegen vader Gerhard dat hij morgen met de ouders zal gaan praten in de Molen- en Maasstraat. Ook wil hij vóór zijn installatie gaan kennismaken met de maire Willem Friderichs.
Installatie
Zijn installatie als pastoor van Gennep vindt in de koude januarimaand 1812 plaats. De Sint Martinuskerk is te klein voor alle genodigden en belangstellenden. Zelfs onder de portaaltoren bij de klokkentouwen staan mensen. De H. Mis -de celebrant en confraters met de rug naar het volk toe- duurt en duurt. De helft van het middenschip is gevuld met de genodigden.
Aanwezigen
In de eerste rij zitten tijdens de dienst de ouders van de nieuwe pastoor, beiden grijs geworden. Bij hen zijn broer Henri en Theodoors zus Clara met man en kinderen. En op de andere eerste rij zit de maire van Gennep met het voltallige gemeentebestuur. Vanaf de preekstoel ziet predikant-pastoor Van Alphen ook de Oeffeltse pastoor Th. van Ackeren met de kerkmeesters.
Welkom
De nieuwe pastoor begint zijn preek met in het Duits, Frans en Nederlands de hoogwaardigheidsbekleders te begroeten en ze te bedanken om in die winterse omstandigheden de soms verre reis naar Gennep te aanvaarden. Dan spreekt hij in het Kleverlands zijn parochianen toe. Hij wil tussen hen staan als inspirator, leidsman en voorganger naar het hemels paradijs.
Dank
Tot slot spreekt hij zijn ouders en familie toe. Hij dankt hen dat hij op de Zandstraat altijd een veilige, liefdevolle haven heeft gevonden. Hij hoopt vanuit de pastorie in de Kerkstraat nog lang de weg naar de winkel op de Zandstraat te mogen gaan.
Als pastoor Van Alphen bij zijn vader op de Zandstraat komt, hebben ze het vaak over de politiek. Vader Gerhard merkt dan, op dat hij sinds 1815 weer in zijn geboorteland woont (hij komt uit het Gelderse Wamel). Zijn ‘heerzoon’ zegt dan: “Ik heb al vijf nationaliteiten gehad. Waar moet ik me in thuis voelen? “Gennep is mijn vaderland en God het vaste punt waarop ik me richt.” En op die uitspraak baseert hij zijn pastoraal werk.
Godsvrucht
Gennep respecteert zijn rechtlijnigheid, rechtvaardig en strengheid in de leer. Hij schenkt aandacht aan de noodlijdende gezinnen. Een groot deel van zijn geërfd vermogen gebruikt hij om de vroomheid en godsvrucht ook buiten het kerkgebouw te doen leven. Processies zijn daarbij een middel voor jong en oud.
Missie
Hij nodigt de paters Redemptoristen uit in zijn parochie een week lang ‘Missie te geven’. Zij nemen dan een week lang het parochiewerk over, houden elke avond indringende predicaties en gaan ook op huisbezoek. Van Alphen heeft dan de tijd om bijv. een bedevaartstocht te voet (tien uur gaans v.v.) naar Kevelaer te maken.
Schildje
Zijn ervaringen in Oeffelt bij O.L. Vrouw, Toevlucht der zondaren motiveren hem tot zijn alleengang. In de Kerzenkapelle naast de basiliek St Marien in Kevelaer staat hij altijd even stil bij het herdenkingsschild “Gennep 1786”. Hij was toen zeven jaar. Zou zijn vader mee geweest zijn? Hij zou het hem vragen.
Blaasmuziek
Naar Gennep terug lopend in 1817 laat hij het hele gebeuren in Kevelaer nog eens aan zijn geestesoog voorbij gaan. Indrukwekkend vond hij de vroomheid die de pelgrimsstoet uitstraalde in de processie op weg van de verzamelplaats naar de genadekapel. Voorop een groepje blaasmuzikanten dat gewijde muziek speelde tijdens de tocht.
Plannen
Toen hij, huiswaarts gaande, in de verte de Martinustoren zag, wist de pastoor het zeker: zijn processie in Gennep zou ook een begeleidende groep muzikanten krijgen. Glimlachend liep hij uit de Looi langs ‘de Lèst’. Dan door de Picardie in alle vroegte tussen de sporen van de gesloopte Zandpoort door de Zandstraat in. Op de Markt rook hij de geur van vers brood uit de bakkerij Van Bergen. Achter het stadhuis stond de pastorie. Hij liep achterom, maakte de achterdeur open en was thuis. Hij strekt zijn moede benen en ziet: over een half uur kan hij de ochtendklok luiden
In de eerstvolgende vergadering van het kerkbestuur na zijn bedevaart naar Kevelaer ontvouwt pastoor Van Alphen vol vuur zijn plan voor blaasmuziek bij de kerkelijke feesten en processies. De drie kerkmeesters kijken wat gereserveerd. Nergens in de hele omtrek bestaat zo iets. De penningmeester ziet het al vóór zich: de rekeningen voor instrumenten, muziek, salaris voor de dirigent. “De helft van de aanschafkosten zijn voor mijn rekening”, verzekert de pastoor.
Adviseur
En wie gaat de instrumenten bespelen, wie is de instructeur, wie leert hun muziek lezen? Via een confrater in Kleef komt de pastoor in contact met de heer Voss, een musicus aldaar. Die kan adviseren voor de aanschaf van de eerste instrumenten en een leverancier aanraden. Hij is bereid een keer per week naar Gennep te komen om praktijkles te geven.
Opleiding
De 18jarige muzikale organist Hendrik Rudolph Berns zal de pastoor aanzoeken om het theoretisch gedeelte van de opleiding tot muzikant voor zijn rekening te nemen. Hij zal dan tevens de muzikale leiding op zich nemen wanneer de eerste eenvoudige melodietjes samen gerepeteerd gaan worden. De plannen zijn rond, maar het moeilijkste komt nog. Wie durft zich als leerling-muzikant aanmelden?
Zoektocht
Bij de zoektocht naar kandidaten telt één probleem zwaar: de leerling dient over genoeg vrije tijd te beschikken om te kunnen oefenen. En de meeste Gennepenaren moeten van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat werken om in leven te blijven. De gegadigden zullen dus uit de middenstand moeten komen. Daar kan men de werktijd eniger mate indelen. Pastoor Van Alphen in de Kerkstraat kijkt om zich heen in de buurt naar jongemannen van middenstanders. Hij komt uit bij de bakker, de brouwer, de pottenbakker. Hij gebruikt zijn status als pastoor en chartert tenslotte vijf mannen tussen 20 en 30 jaar, die de gok willen wagen. Het zijn Arnold en Coenraad van Bergen, Giesbert Meurs, Reinier Geenen, en Jan Willem Nadler als eerste leerlingen.
Experiment
Pastoor Van Alphen is in zijn nopjes. De eerste horde is genomen.. De vijf adspirant-muzikanten wonen allen in het centrum van het stadje en kennen elkaar goed. De Klevenaar Voss vindt het een uitdaging: de oprichting van een blaasensemble in een plaats van amper duizend inwoners. Die enthousiaste Gennepse pastoor wil hij graag helpen bij dit uniek experiment.
De pastoor is vol van zijn muziekplannen. Naast het orgel en zangkoor zal Gennep binnenkort een nieuw soort kerkmuziek gaan horen. Zijn godsdienstige vieringen zullen de mensen nog meer aanspreken en devotie opwekken. De heer Voss heeft beloofd de vier instrumenten te bestellen die geschikt zijn om met z’n vieren eenvoudige melodieën te spelen. De vijfde gegadigde, J.W. Nadler (organist van de protestantse kerk) is bereid gevonden de vier de eerste theoretische beginselen bij te brengen: het notenschrift en de maatsoorten. Voor repetitieruimte heeft de pastoor een oplossing. De spreekkamer van de pastorie is wekelijks beschikbaar. De timmerman zal eenvoudige, houten lessenaars maken.
De start
In de herfst van 1817 komt Voss per koets met de instrumenten naar de pastorie in de Kerkstraat. De leerlingen krijgen elk een instrument in hun handen. En met de pastoor als aandachtige toehoorder leert Voss de jongemannen hoe het instrument op de juiste manier vast te houden en aan de mond te zetten. Met rode hoofden krijgen de vier de eerste schorre klanken uit het instrument. Met spanning op het gezicht luisteren drie hoe hun vierde collega probeert een toon lang aan te houden. “Heel goed”, zegt Voss, “lange tonen oefenen.”
Enkele weken later klinken de eerste aarzelende toomladders door de pastorie. Eerst ieder alleen en tot slot alle vier samen. De pastoorsmeid die in de keuken koffie aan het zetten is, schudt haar hoofd en zucht: Wor mot da hin.
Oefenen
Maar het gaat çrescendo. De adspiranten krijgen er zelf plezier in. Ze hebben de toonladder al onder de knie. De pastoor zorgt dat er elke week koffie en speculaas is. De organist van de katholieke kerk Hendrik Berns, een muzikaal talent van 18 jaar, leert de mannen de sol-sleutel op de notenbalk en de lengte van de voorkomende noten. De motivatie groeit en thuis in de bakkerij, het brouwlokaal horen buren en voorbijgangers de toonladder van laag naar hoog en terug. De heer Voss blijft er op hameren: elke repetitie beginnen met lange tonen van vier tellen blazen om de ‘ammezuur’ (embouchure) te verstevigen.
Melodie
Het meest geniet pastoor Van Alphen. Hij loopt af en toe bij een van de muzikanten thuis binnen en moedigt hem aan. Tegen Kerstmis kan het viertal al een eenvoudig kerstliedje uit het koper krijgen. Al weet het kwartet dat een openbare uitvoering nog wel even op zich zal laten wachten. De heer Voss komt niet meer. De route Kleef-Gennep v.v. is in de wintermaanden moeilijk berijdbaar. Hij zal in maart weer eens komen luisteren.
Naam
Op de eerste zonnige dag in maart 1818 repeteert het groepje voor het eerst buiten. Dat is erg wennen: het klinkt in de pastorietuin heel anders dan binnen. Pastoor Van Alphen trakteert daar op een fles Toerteldoef-bier.
Hij zegt voor het kwartet een officiële naam in gedachten te hebben wanneer zij zich aan het publiek gaan presenteren.
Pasen valt in 1818 uitzonderlijk vroeg: zondag 22 maart. Een belangrijke dag voor het kleine blaasensemble “Unitas et Fidelitas”. Pastoor Van Alphen heeft met Palmzondag al op de preekstoel aangekondigd: Paaszondag zal de muziekgroep “Unitas ef Fidelitas.” voor de eerste keer de plechtige hoogmis mee opluisteren. De vier muzikanten hebben zich met dirigent Hendrik Berns serieus voorbereid. Ze kennen de vier melodieën bijna uit hun hoofd. Vanaf de orgelgalerij komt het dus: ‘een nieuw lente, een nieuw geluid’!
Gelijk
Het kerkvolk luistert aandachtig en kijkt elkaar aan. De pastoor aan het altaar is trots. Bij het ter communie gaan komt het ensemble als eersten van het koor naar beneden. Ze voelen alle ogen op zich gericht, als ze door het middenpad naar de communiebank lopen. Nu valt het de pastoor plotseling op: ze zouden gelijkvormig gekleed moeten zijn. Hij zal er over nadenken en zich laten informeren. Hoe was dat in Kevelaer ook al weer?
De pastoor ziet graag dat het kwartet in die stoet behalve het kerkkoor ook zal meetrekken en spelen. Berns studeert nog een nummer in, zodat ‘U.et F.’ bij elk rustaltaar een andere melodie kan ten gehore brengen.
Aanwas
Dit nieuwe musiceren is een doorslaand succes in Gennep. Er melden zich twee nieuwe leerlingen aan. Dat betekent twee nieuwe instrumenten. Het kerkbestuur financiert de helft, de pastoor vult aan uit eigen zak. Dirigent Berns oefent voortaan eerst met het enthousiaste leerlingenduo en daarna met het kwartet. Als er nog meer gegadigden komen wordt de pastoriekamer te klein!
Sjerp
Pastoor Van Alphen vraagt de kleermaker of hij een idee voor iets gelijkvormigs weet voor het toekomstig zestal. Die stelt voor een brede sjerp. De pastoor stemt toe: ja, eenvoudig en herkenbaar. Hij geeft de kleermaker opdracht tien sjerpen te maken met kwast en van verschillende lengtes. De sjerp zal de kerkelijke kleuren geel en wit hebben. De rekening kan de kleermaker afgeven aan de pastorie…
Als Gennep in 1815 opgenomen wordt in het Koninkrijk der Verenigde Nederlanden, is het contact met de oude hoofdstad Kleef nog hecht. Welgestelde Gennepenaren gaan in Kleef naar de tandarts of dokter. De handelslui richten hun prijzen naar die op de Kleefse markt. Ze bezoeken nog steeds de Kleefse weekmarkt. Er rijdt twee keer per week een vracht- en postdienst naar/van de oude hertogstad.
Veranderingen
Pastoor Van Alphen heeft nauwe contacten met zijn collega’s van ‘over de grens’. Veel parochiegeestelijken in deze regio zijn geboren in het Kleef-Pruisische grensgebied. Ook op kerkelijk terrein komen er nu veranderingen op gang. Het Pruisisch Rijnland gaat terug naar het bisdom Keulen. En wat gebeurt er met de parochies zoals Gennep, die staatkundig bij Nederland gevoegd zijn? (1815)
Het lichamelijk en geestelijk heil van arm en rijk komt op de eerste plaats. Aken of Grave, hij richt zich op de ene, onveranderlijke God daarboven. Zijn parochianen bij God brengen door onderricht, gebed, zang en luisterrijke rituelen, dàt is zijn taak. Zijn nieuwe blaasmuziek kwam in het Oude Testament bij het beleg van Jericho al voor (bazuinen)!
Faam
De muziekgroep “Unitas et Fidelitas” telt nu in 1821 al zeven actieve leden; ze is uniek aan beide zijden van de Maas. Dit jaar heeft dirigent kapelaan Berns met zijn muzikanten de eer gehad te mogen musiceren bij de installatie van de nieuwe pastoor Wilhelmus Soetekouw in Heijen. De faam van het ensemble heeft zich na drie jaar al tot ver buiten Gennep verspreid.
Theodoor van Alphen zag de kinderen van zijn overleden zus Clara opgroeien. Hij was zeer verheugd, toen neef Herman te kennen gaf priester te willen worden. Na zijn studies werd hij in 1827 te Münster tot priester gewijd en nog dat zelfde jaar benoemd tot kapelaan… bij zijn heeroom in Gennep! Kapelaan Herman Michels was heel muzikaal en bespeelde zeer verdienstelijk het orgel van de Martinuskerk, wanneer organist Hendrik Berns afwezig was.
Nieuwe dirigent
Oktober 1828 musiceert het tot 10 leden uitgegroeide “Unitas et Fidelitas” na de hoogmis ter gelegenheid van de kerkherdenking van St. Victor te Xanten op het pleintje vóór de kerktoren. Dirigent Hendrik Berns voelt zich na afloop van het buitenconcert niet lekker. Hij gaat naar huis te bed en … overlijdt daags daarna. Het blaasorkest verliest plotseling zijn eerste dirigent. Op aandringen van zijn heeroom neemt kapelaan Herman Michels de muzikale leiding van de blaaskapel op zich.
Nieuwe natie
Niet lang daarna sijpelden er berichten door, dat er grote wrijvingen bestonden tussen Zuidelijk en Noordelijk Nederland. Vooral in de zuidelijke steden riepen groeperingen (katholieken en liberalen) om afscheiding van het protestantse Noorden. De grote mogendheden wilden geen nieuw wapengeweld zo kort na Napoleon. Ze dwongen een scheiding af door een onafhankelijk nieuwe staat België te erkennen.
België
Het hertogdom Limburg -en dus ook Gennep c.a.- komt bij het diplomatiek ingrijpen van de grote naties in België te liggen. Na de Gennepse kermis van 1830 wordt die wisseling van nationaliteit merkbaar. Dinsdag 26 oktober 1830 vergadert de Gennepse gemeenteraad nog onder de beeltenis van koning Willem I. Vier dagen later, op zaterdag 30 oktober, is er op het stadhuis een extra vergadering. Daarin deelt Derk Berns mee, dat koning Leopold I van België hem benoemd heeft tot burgemeester van Gennep. Dezelfde functie die hij al bekleedde onder Willem I van Oranje. Gennep is Belgisch geworden. De Gennepenaren dienden de Nederlandse driekleur te vervangen door het Belgische zwart-geel-rood…
Definitief
Koning Willem I van het kleine Noord-Nederland weigert aanvankelijk de scheiding tussen Noord en Zuid te accepteren. Hij beschouwt de Belgische opstand als een binnenlandse aangelegenheid en stuurt augustus 1831 een troepenmacht naar het opstandige Brussel. Zijn politiek mislukt. Hij kan niet tegenhouden dat later bij het Verdrag van Londen Noord en Zuid definitief gescheiden blijven. Een onafhankelijk Koninkrijk België is definitief een feit (1839). Het Koninkrijk der Verenigde Nederlanden valt uiteen en de landsgrens wordt vastgesteld. Er komt dan weer een Nederlands Limburg met daarin ook Gennep. Gennep hoort nu weer bij Nederland.
Koers
Pastoor Theodoor van Alphen komt ‘s zondags in zijn preek op de nieuwe nationaliteitswisseling terug. Hij zegt te kunnen begrijpen dat menigeen hierdoor de koers kwijt raakt. Hij houdt zijn parochianen voor, dat Gods kerk een veilige haven is, die een standvastige koers garandeert. Al zijn het veranderlijke tijden waarin men leeft, het schip der kerk vaart onder Jezus’ hoede al eeuwen lang een onveranderlijke koers op de woelige wereldzee.
Toen de 33 jarige Van Alphen in 1812 tot pastoor in Gennep werd benoemd, was daar de dan 55jarige Conrad Th. Hermsen dominee. Er deed zich het merkwaardige feit voor, dat beide geestelijke leiders geboren Gennepenaren waren! De gereformeerde kerkgemeente telde ongeveer 10% van de Gennepse bevolking. De overige 90% waren op 20 joden na katholiek.
Geestelijke leiders
Pastoor en dominee konden over zaken Gennep betreffend goed met elkaar overweg. Maar bij godsdienstige onderwerpen werd de verstandhouding formeel. Toen in 1830 ds Hermsen zijn gouden ambtsjubileum als dominee vierde, kwamen volgens een verslag ‘roomsgezinden’ ook feliciteren. Of pastoor Van Alphen daar bij was, wordt niet vermeld. Wanneer de 89jarige dominee in 1836 overlijdt, neemt de in het buitenlandse Heumen geboren Henricus Ruttinck de beroeping in Gennep aan.
Twee-eenheid
Augustus 1839 leest burgemeester Antoin J. Gilta publiekelijk een proclamatie voor, waarin hij vermeldt dat Gennep terugkeert in de schoot van het Koninkrijk Nederland. Het stadje ligt dan in een twee-eenheid: het hertogdom Limburg én de Duitse Bond. Pastoor Van Alphen -en met hem veel bemiddelde Gennepenaren- denken hiervan: zotter moet het toch niet worden. Zij mogen belasting betalen aan twee overheden: Nederland en de Bond. Aan Nederland onder meer om de schulden van de tiendaagse oorlog tegen … België te helpen dekken (1831) .
Horst
Het jaar daarop (1840) staat Gennep een nieuwe verandering te wachten. Dit keer in de kerkelijke overheid. Pastoor Van Alphen gaat met zijn Sint Martinusparochie behoren tot het nieuwe Apostolisch Vicariaat Limburg. Zijn superieuren worden vicaris J.A. Paredis in Roermond en de deken van Horst. De Gennepse parochie moet vanaf nu contacten gaan onderhouden met een vreemde plaats ergens over de Maas. Deze rivier is vanuit Gennep de enige ‘verkeersweg’ richting Horst en vormt vooral ’s winters een schier onneembare barrière.
Schaapjes
Pastoor Theodoor van Alphen voelt zich op zichzelf aangewezen. Samen met zijn kapelaan Lambertus Boudewijns zal hij met Gods hulp en eigen inzicht de schaapjes hoeden. De bordjes waren opnieuw verhangen. Maar je moest niet bij Van Alphen aankomen met zoals de wind waait, waait mijn jasje . Neen, op God, mijn Superieur, zal ik bouwen.
Kort na Genneps overgang van België naar Nederland (1839) onderhield burgemeester Gilta zich met pastoor Van Alphen. Gilta had namelijk klachten ontvangen van de protestantse gemeente via dominee Ruttinck. Het betrof hier de vele keren dat de pastoor met koorzangers en het Muzijk Corps (dus de Harmonie),in processie door Genneps straten trok. Protestanten stoorden zich daaraan, volgens de dominee. Pastoor Van Alphen nam deze klachten voor kennisgeving aan. Gedurende het Belgisch bewind en daarvoor onder dominee Hermsen was er nooit geklaagd. De pastoor bleef processie trekken. Sinds dien negeerden Van Alphen en Ruttinck elkaar.
Koninklijk bezoek
Maart 1841 ontvangt burgemeester Gilta een brief van het Gouvernement, waarin hem meegedeeld wordt dat koning Willem II voornemens is komende juni een werkbezoek aan het hertogdom Limburg te brengen. Hij wil daarbij ook Gennep aandoen en op het stadhuis genodigden ontvangen. Voorts dient de burgemeester te zorgen voor zes wisselpaarden op die dag. Ten slotte moet de ‘beschadigde’ doorgaande route alle noodzakelijke reparaties ondergaan! (De rijksweg is van latere datum wvd)
Uitnodiging
In mei 1841 krijgen alle vijftien leden van het Muzijk Gezelschap persoonlijk een schriftelijke uitnodiging om op 11 juni het bezoek van de koning muzikaal op te luisteren. (Bij de vijftien leden blijken 4 bakkers en 3 pottenbakkers te zijn! wvd). Dirigent is dan Jan Arnold Michels, die in 1838 zijn heerbroer, kapelaan Herman G. Michels, is opgevolgd. Laatste heeft Gennep heimelijk verlaten. (Om zijn heeroom Theodoor van Alphen niet te verdrieten.) Hij is namelijk -blijkt later- in het klooster getreden. (1838)
Weerspannig
Vanwege dit koninklijk bezoek ontstaat er een conflict tussen pastoor Van Alphen en de Apostolisch vicarius Joh. Paredis. De pastoor krijgt van de vicaris de boodschap om op die 11e juni bij de koning op audiëntie te gaan. Maar deze weigert bij koning Willem II te verschijnen. “Die protestantse vorst is mij vreemd. Ik heb de koning van Pruisen, een koning en keizer van Frankrijk, een koning van de Nederlanden,en de koning van België reeds geëerd. Ik ken mu nog slechts één Heer, God almachtige vader”.
Brief van burgemeester Gilta aan de 15 muzikanten van de harmonie om mee te doen aan het feestelijk onthaal van de koning –>
Pastoor Van Alphen merkte al snel dat de Nederlandse overheid van 1839 in hoofdzaak reformatorisch was en de katholieke eredienst vrijheden moest bevechten. In het hertogdom Limburg mochten plaatsen met een overwegend katholieke bevolking in een katholieke regio maximaal 6 processies per jaar over de openbare weg houden mits die rituele stoeten van oudsher bestonden. Gennep was zo’n plaats. Pastoor Van Alphen, afkomstig uit het Kleverland, had met die beperking grote moeite.
Klaagbrief
Dominee H. Ruttinck, sinds 1836 in Gennep, ergerde zich sedert zijn aantreden mateloos aan deze rituele stoeten. Hij richt zich op 1 april 1842, met voorbij gaan van de lokale overheid, rechtstreeks tot de hoge autoriteit, de gouverneur van Limburg. In een brief doet hij zijn beklag over het optreden van de pastoor. Dat de verstandhouding tussen beide geestelijke leiders bepaald niet hartelijk was, moge blijken uit de toonzetting, woordgebruik en inhoud van de klaagbrief.
Ruttincks klacht
De dominee beticht de pastoor er in zijn brief van opzettelijk processies met veel lawaai, luid biddend, zingend en musicerend langs zijn kerkgebouw te laten trekken. Hij hield daar dan op dat moment een godsdienstoefening.
Dominee Ruttinck schrijft letterlijk:
“… Deze pastoor is een man, die aan UHEG niet onbekend kan zijn wegens zijn twistgierig, hatelijk en onverdraagzaam gedrag.” Verderop in zijn brief heet het:
“… Wij hebben gezwegen om hem niet openlijk als een leugenaar aan te klagen, toen hij aan den Koning, bij H.D. bezoek alhier, durfde te verzekeren, dat alhier steeds vrede, verdraagzaamheid en eendragt hadden plaats gevonden.” Ook vindt de dominee het opmerkelijk dat de burgerlijke overheid (gemeentebestuur) en rijksambtenaren in de optocht meetrekken. De klager vraagt tot slot nederig dat aan de vele processies gedurende zijn godsdienst een einde moge komen.
Richtlijn
De gouverneur trad in overleg met de apostolisch vicarius. De pastoor kreeg als richtlijn het aantal processies waarbij het Allerheiligste werd mee gedragen te beperken. En die dan te houden op een zodanig tijdstip dat de gereformeerde godsdienst niet werd verstoord.
Pastoor Van Alphen diende zich volgens de vicarius aan de richtlijnen te houden. Dus trokken de Sacraments- en Mariaprocessie, de Kindheids- en de Kruisdagenprocessie door het stadje. De overige processies hield de pastoor niet op de openbare weg maar op ‘eigen’ (kerk)terrein. De verstandhouding tussen dominee en pastoor daalde tot een dieptepunt.
(Bron: P.J. Margry: Teedere quaesties…Hilversum, 2000)
Voor Henr. Ruttinck, dominee van de Gennepse protestantse gemeente, bleven processies een doorn in het oog. In 1848 wendt hij zich opnieuw tot de gouverneur: pastoor Van Alphen lapt de richtlijn van 1842 aan zijn laars. De predikant heeft maar liefst 35 processiën geteld! In niet mis te verstane bewoordingen klaagt hij pastoor Van Alphen als de veroorzaker van alle ellende aan.
Rapport
De (nieuwe) gouverneur in Maastricht leest deze klacht uit het verre Gennep. Een ambtenaar legt het dossier ‘Processies te Gennep’ uit 1842 op zijn bureau. Na bestudering vraagt de bewindsman om bericht en raad aan de districtscommissaris (d.c.) te Roermond. Deze wijst in zijn rapportage op de krasse toon van de klacht: de dominee blies wel erg hoog van de toren. Mede gelet op het feit dat de Gennepse bevolking bestaat uit 1000 katholieken, 60 protestanten en 20 joden.
Het overgrote deel van de door Ruttinck als processie bestempelde processiën waren bedevaartstoeten die door Gennep trokken naar en van Kevelaer. Er bestond verschil tussen in de wet genoemde processies en bedevaarttochten. Deze traditionele stoeten, aldus de d.c., bestonden in Gennep van oudsher. En in de Franse en Belgische tijd waren er nooit klachten gerezen.
Advies
De bedoelde geluidsoverlast moest in juiste proporties worden gezien. Een tiental zangers en muzikanten passeerden het protestants kerkgebouw in korte tijd op afstand. Zijn advies: arrangeer een overleg met de kerkvoogd bisschop Paredis in Roermond. Uit toon en inhoud van de klachten maakte de d.c. op, dat de dominee de pastoor niet benaderd had voor overleg.
Prudent
De gouverneur achtte het toch raadzaam deze ‘’tere kwestie’ naar de hoge regering in Den Haag te sturen. Hij wist dat er onder koning Willem I een streng regiem geheerst had tegenover de katholieken. Nu onder Willem II was dat milder geworden. De regering diende zich over die zaak in het overwegend katholiek Gennep, gelegen in dat oer katholieke Limburg, ietwat prudent op te stellen. Mede gezien de onrust die in dat gewest heerste sinds de terugkeer onder de Nederlandse vlag.
Een overleg tussen de kerkelijke en staatkundige overheid zou de oplossing brengen.
De d.c. vindt dat ds Ruttinck wel erg ‘hoog te paard’ zit. Bij een getal van 60 protestanten in Gennep tegenover 1000 katholieken zou een gematigde opstelling eerder positief effect sorteren.
Populariteit
Deze opstelling van Ruttinck zal de verstandhouding tussen het katholiek en protestant volksdeel niet ten goede zijn gekomen. De populariteit van pastoor Van Alphen lijdt niet onder deze commotie. De ondertussen 70jarige geestelijke trekt zijn eigen plan. Hij geeft elke week godsdienstles op de lagere school, bezoekt de zieken en ondersteunt de armen. Hij leest zijn brevier in de tuin achter de pastorie. Bij grote nood steekt hij de helpende hand toe en hij schuwt niet welgestelden op hun plicht tot naastenliefde te wijzen. Zijn parochianen dragen hem op handen.
Verkiezing
In mei 1848 moeten de stemgerechtigden van de gemeente Gennep uit hun midden twee burgers kiezen. Deze kiezen op hun beurt de afgevaardigden die Limburg vertegenwoordigen in de Duitse Bond. (Limburg werd vanaf 1839 bestuurd door Nederland én de Duitse Bond.) De populariteit van de pastoor zien we terug in de verkiezingsuitslag: 1. Th. van Alphen (150 stemmen); 2. Burgemeester A.J. Gilta (113 st.).
In het begin van de 50er jaren van de 19 de eeuw kondigt zich een heuglijke gebeurtenis aan: op 11 juni 1852 is pastoor Van Alphen 50 jaar priester. De Gennepse katholieke gemeenschap wil dit gouden jubileum niet zonder meer laten passeren. Er wordt een jubileumcomité in het leven geroepen met notaris Aug. Bloemarts als voorzitter. Het zal een stadsfeest worden.
Op de dag van het feest, zondag 10 juni, is heel Gennep één vlaggenzee. De pastorie is versierd met slingers en geelwitte vlaggetjes. En boven de voordeur een met groen omrand bord waarop ‘50′ in gouden cijfers. De route van de pastorie naar de kerk is omzoomd door berkenboompjes, getooid met witte en gele papieren roosjes.
Serenade
De harmonie begeleidt de 73jarige jubilaris naar en van de kerk. Het korps onder leiding van Jan A. Michels, de neef van de jubilaris, brengt de gouden priester een gloedvolle serenade, waarbij de dirigent zijn heeroom het korps presenteert als pastoors eigen muzikaal kind. Pastoor Van Alphen op zijn beurt dankt ‘Unitas et Fidelitas’ voor bijna 35 jaar trouwe inzet voor kerk en gemeenschap. Speciaal richt hij zich tot de vier muzikanten van het eerste uur, die nog steeds in het korps actief zijn.
Bisdom
Het jaar na het gouden priesterfeest wacht de Sint Martinusparochie opnieuw een verandering. Pastoor Van Alphen krijgt bericht dat de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland is hersteld (1853). Het was een gevolg van de wettelijke scheiding tussen kerk en staat, die in de grondwet van 1848 was vastgelegd. De apostolisch vicarius van Limburg Johannes Paredis is nu bisschop van het bisdom Roermond geworden. Hij is de man die de pastoor destijds (1841) voor de keus had gesteld: op audiëntie gaan bij koning Willem II òf geschorst worden als pastoor.
Dominee
De nu 74jarige pastoor had teveel veranderingen meegemaakt in zijn leven om zich hierover nog druk te maken. Hij stond dicht bij de mensen, al stelde hij zich zeer formeel op tegenover ds Ruttinck en de kerkenraad. “Zij hadden hem en zijn kapelaan Lambertus Boudewijns in de uitoefening van hun heilig ambt gedwarsboomd door de gouverneur onjuist in te lichten over de Gennepse processies”.
Zorgverlener
Desondanks keek hij met voldoening terug op zijn meer dan veertig jaar zielzorg in Gennep. Wie ’s avonds in het donker bij de pastorie in de Kerkstraat aanklopte, werd door de huishoudster Christina Hasselmans in de spreekkamer gelaten. De pastoor had immer tijd. Hij was raadsman, trooster, scheidsrechter en soms ook hard in zijn oordeel. Maar altijd ging het bezoek verlicht naar huis.
Neef Jan
Zijn oomzegger Jan Arnold Michels, succesvol wijnhandelaar op de Zandstraat (nu nr. 28), bestuurde en dirigeerde vol enthousiasme ‘zijn’ muziekkorps “Unitas et Fidelitas”, dat steeds meer leden telde. Op bedevaart in Kevelaer waren de Gennepse muzikanten niet altijd welkom, omdat “zij de Kevelaerse musici in het begeleiden van pelgrimsgroepen het brood uit de mond stieten”! Van Alphen stelde hen met een douceurtje tevreden.
Jan A. Michels
Heeroom en neef zetten beiden hun beste krachten in voor de katholieke kerk in Gennep. Ze streefden ernaar de kerkelijke diensten zo luisterrijk mogelijk te vieren. Neef Jan Arnold was tevens organist. Hij schonk de Martinusparochie een nieuw kerkorgel, dat hij zelf met verve inspeelde. Het zangkoor bereikte onder zijn bezielende leiding een hoog niveau. Heeroom, pastoor Theodoor Van Alphen, kon zich op zijn oude dag geen betere promotor wensen. Hij dankte God.
Op zijn uitdrukkelijke wens werd de 80 ste verjaardag van pastor Van Alphen in ‘huiselijke kring’ gevierd (1858). Zijn tanende gezondheid liet grote drukte niet toe. Die maandag 30 november 1858 kreeg hij toch bezoek. Burgemeester Louis Muskens, vergezeld van Theodoor Hermsen en Jan Peters, schepenen, kwam de jarige alsnog feliciteren. Ook notaris August Bloemarts liep even binnen om de hand te drukken.
Schilderij
Neef Jan A. Michels en zijn vrouw Henrica van de Loo van de Roepaen bleven een kopje koffie drinken. De huishoudster van kapelaan Lamb. Boudewijns hielp die van de pastoor een handje in de keuken. Het vierkoppig kerkbestuur liet zijn gelukwensen vergezeld gaan van een geschilderd portret van de pastoor. Deze dankte geroerd, maar vond het eigenlijk te veel eer.
Muziekfeest
Dirigent Michels bracht nadrukkelijk de gelukwensen over van de leden van harmonie “Unitas et Fidelitas”. Het korps had zijn oprichter graag een serenade gebracht, maar het eerbiedigde de wens van de pastoor, tevens oprichter van het muziekgezelschap, dit jaar precies 40 jaar geleden. Het 40 jr bestaansfeest was enkele maanden daarvoor gevierd met een plechtige H. Mis, tijdens welke het gezelschap de dienst muzikaal had omlijst. Diezelfde zondagmiddag was er een openlucht concert geweest in een kiosk op de Markt en ’s avonds een feestdiner in logement Van Lith.
Versje
Het hoofd der school J. Langenhoff kwam die 30 ste november ’s middags met twee kinderen een bloemenhulde brengen. Het meisje en de jongen zegden samen voor de jarige in de armstoel een ingestudeerd versje op. Wat de 80jarige zichtbaar ontroerde.
Vlag
De huizen in de Kerkstraat hadden ter ere van de pastoor de Gennepse vlag uitgestoken. De jarige pastoor was immers een Gennepenaar van geboorte en sinds 1812 weer in Gennep woonachtig.
Jaar later
Het jaar daarop verliest pastoor Van Alphen zijn trouwe helper, kapelaan Boudewijns (1859). Deze neemt na meer dan 20 jaar de kapelanie bediend te hebben wegens ouderdom ontslag en gaat als rustend priester in Heijen wonen. De parochie krijgt een nieuwe kapelaan Gerardus Beckers, die een aantal taken van de bejaarde pastoor overneemt.
Klok
Theodoor van Alphen denkt niet aan stoppen zoals zijn kapelaan verwacht. Hij wil in het harnas sterven en nog zo lang mogelijk voor zijn parochianen met wie hij vergroeid is, aanwezig zijn. Een gevleugelde uitspraak van hem: “Zo lang ik de klok hoor luiden ben ik er nog voor iedereen.”
Medio 1860 begint pastoor Van Alphen krachten te verliezen. Na bijna 82 jaar intensief werken wordt de energie zienderogen minder. De herfstkleuren in de tuin achter de pastorie gaan het hier en dar winnen van het zomerse groen. De dagelijkse H. Mis put hem uit. De koster moet hem de trappen van het altaar op en af helpen.
Voor het eerst moet hij de zondagse Hoogmis aan zijn nieuwe kapelaan Beckers overlaten. De preekstoel kan hij niet meer opklimmen. De preek houdt hij in een leunstoel op het priesterkoor. Na de 150 meter lopen van de pastorie naar de kerk moet hij in de sacristie even bijkomen. De parochianen zeggen tegen elkaar: “Van Alpen is aan het verslijten. Het gaat hard.”
Bediend
Begin september blijft Theodoor van Alphen te bed. Dokter Bodenstaff zegt het in de keuken: “Hij is op, dit duurt niet meer lang.” De tweede week van september zetten ze zijn bed voor het raam. Met twee kussens achter de rug kan hij de Kerkstraat in kijken. Hij ziet de kerk en zijn toekomstige plek, het kerkhof. Kinderen lopen naar school bij het kerkhof. De school waar hij zelf vroeger naar toe ging vanuit de Zandstraat.
Het nieuws gaat als een vuurtje door Gennep; het loopt af met de pastoor. En dan vrijdag de 14 de gaat het van mond tot mond: Van Alpen is bediend. Er vormt zich langzaam een groepje mensen in de Kerkstraat voor de pastorie. Ze zien een hoofd in de kussens achter het opzij geschoven gordijn. Als het donker wordt, staat er nog een aantal biddende mensen. De kapelaan komt naar buiten vertellen dat de pastoor hen zegent.
Doodstijding
Zaterdag de 15 de september zegt de kapelaan in de vroegmis dat de pastoor die nacht om 5 uur vredig ingeslapen is. Algemene verslagenheid. Gennep rouwt om een geliefde priester. In de herberg van Jan Noij op de Zandstraat is er die zondag maar één onderwerp. Een grote Gennepenaar is niet meer. Jan A. Michels, directeur van de Harmonie, roept alle leden voor zondag 15.00 uur bijeen om de treurmuziek te repeteren.
Aangifte
Die zelfde zaterdag gaan wethouder M. Noy, neef van de overledene, en A. van Dyck als buurtgenoot naar het stadhuis om het overlijden van pastoor Theodorus van Alphen officieel te laten vastleggen. Burgemeester Lod. Muskens, ambtenaar van de Burgerlijke Stand, stelt daar de sterfakte op. Na voorlezing tekenen ambtenaar en de twee declaranten de akte.
Rondtocht
’s Maandags om 16.00 uur gebeurt er iets unieks. Een stoet, schoolkinderen en harmonie voorop, trekt door de straten van het stadje Gennep met het stoffelijk overschot van de pastoor. Achter de door twee met zwarte doeken bedekte paarden getrokken lijkwagen een lange rij mensen van alle rang en stand door elkaar. Zoals ze voor pastoor Van Alphen altijd waren geweest. De smid met zijn voorschoot, de schoenmaker met zijn leren riem, de timmerman met zijn zaag, allen zo weggelopen uit zijn werk. Naargelang men verder trok, werd de stoet steeds langer. Bij zijn geboortehuis op de Zandstraat stond de stoet even stil. Daarna trok men verder naar ten slotte de pastorie. Pastoor Van Alphen had zijn laatste gang door zijn vertrouwd Gennep gemaakt.
Teraardebestelling
Dinsdag 18 september neemt een overvolle kerk met zelfs mensen buiten vóór de kerktoren, en meer dan twintig geestelijken aan het altaar, afscheid van de markante, strijdbare zielzorger. Pastoor G. Bernst uit Heijen houdt een indrukwekkende afscheidspreek. Op het kerkhof bij de groeve speelt de harmonie “Unitas et Fidelitas” de laatste treurhymne voor zijn oprichter. Hoofd der school J. Langenhoff spreekt een roerende grafrede uit, waarin hij de gevoelens van de Gennepse gemeenschap vertolkt.
Na een laatste zegening zakt de kist in het graf. Naast dat van zijn vader Gerhard van Alphen. Diens zoon Theodoor, een Gennepse jongen, die in de 19 de eeuw geschiedenis heeft geschreven.
De overleden pastoor Theodoor van Alphen werd op dinsdag 18 september 1860 onder massale belangstelling, begeleid door de kerkelijke harmonie “Unitas et Fidelitas”, ter aarde besteld. De door hem opgerichte Harmonie bracht de pastoor met treurmuziek naar zijn laatste rustplaats. Op zijn wens lag zijn graf dicht bij de muur van de kerk, waar hij in 1778 gedoopt was, de communie had gedaan, zijn eerste H. Mis had opgedragen en gedurende 48 jaar de diensten had geleid.
Ontruimen
De pastorie stond thans leeg, wachtte op een nieuwe bewoner. De naaste familie van de overledene, de familie Jan A. Michels, had nu gelegenheid de persoonlijke eigendommen van de pastoor zaliger mee te nemen. Voor zo ver aan huisraad geen emotionele waarde kleefde, kon het een nieuwe eigenaar krijgen. De nieuwe pastoor kwam met zijn eigen huisraad in een ontruimde pastorie. De familie Michels koos voor een publieke verkoop van de overbodige inboedel. Dus staat in De Kantonbode, Gennepsche Courant van zaterdag 22 september 1860 een advertentie met de volgende inhoud:
OPENBAAR VERKOOP
van eenen aanzienlijken
INBOEDEL
De Notaris BLOEMARTS zal ten verzoeke der Erfgenamen van wijlen ZWEerw. den Heer Pastoor van ALPHEN, op Maandag den 1 October 1860, ten 9 ure vóórmiddag in het Pastorale huis te Gennep, overgaan tot openbare veiling van eenen aanzienlijken inboedel, houdende in:
Beddegoed, Linnen, Pellen, Kabinetten, Kasten, Secretair, ……… (enz., enz.) ..….en wat verder ten berde zal worden gebragt.
ZEGT HET VOORT
Notaris
A.M.G.H. Bloemarts kwam in 1843 als notaris in Gennep wonen op nu Zandstraat 2. Hij was de eerste notaris in het Nederlandse Gennep, nadat notaris J.H. Goossens in 1815 bij de overgang van Gennep naar Nederland het stadje had verlaten voor Kranenburg. Bloemarts bleef tot zijn dood (1891) in functie. Hij kende Theod. van Alphen derhalve 17 jaar als pastoor. Hij was een oudoom van notaris A. Bloemarts, die in de tweede helft van de 20 ste eeuw in Gennep resideerde.
Nieuwe pastoor
Eind 1860 benoemde Mgr J. Paredis een opvolger voor pastoor Van Alphen in Gennep. Het werd de 53jarige te Escharen geboren Jan Bernardussen, tot dan pastoor te Helden. In 1862 werd deze de eerste pastoor-deken van het toen opgerichte dekenaat Gennep (1862-2008).
Kerkelijke Harmonie “Unitas et Fidelitas” Gennep gaat verder, zonder van Alphen
Het korps vóór 1900
Eeuwenlang spraken de katholieken van een ‘stille’ en een ‘gezongen’ Mis. De priester stond tijdens de dienst met zijn rug naar de gelovigen in de kerk. De misgebeden werden in het latijn uitgesproken/gezongen. De beminde gelovigen konden aan specifieke gebaren en handelingen zien hoe ver de Mis gevorderd was. Werd er tijdens het opdragen van de Mis alleen maar zacht of hardop gesproken -en dus niet gezongen- dan noemde het kerkvolk dat een stille Mis.
‘Zíngende’ Mis
Bij een gezongen Mis had het kerkelijk zangkoor, al dan niet ondersteund door een orgel, een functie. Deze groep mannen – meestal staand op de orgelgalerij – gaf een gezongen antwoord op de gezongen frase van de priester aan het altaar. Daarnaast had het koor een aantal eigen gezangen. Deze wisselden met het karakter van de Mis (hoogmis, huwelijkssmis, rouwmis) of met het tijdstip in het kerkelijk jaar. Dit alles in het latijn.
Uitbreiding
Zo als boven beschreven vond de Eucharistieviering plaats in de tijd van pastoor Van Alphen (1802-1860). De Gennepse St.-Martinuskerk bij de noordelijke stadsmuur was kleiner dan die uit de 20 ste eeuw (tot 1944). De kerk is tijdens de opvolger van pastoor Van Alphen in westelijke richting uitgebreid, waarbij de eeuwenoude toren met vierkante spits werd afgebroken (1865/69).
Het kerkschip werd naar het westen toe uitgebouwd en daarvóór een nieuwe toren geplaatst (1869). De orgelgalerij achter in de kerk verschoof dus mee. Pastoor Van Alphen heeft bijna 50 jaar in het kerkgebouw uit de Middeleeuwen de vieringen geleid.
Joseph Mohr
Met het bij de kerkelijke plechtigheden betrekken van blaasmuzikanten (1818) was de Gennepse pastoor een pionier in Nederland. Toevallig eveneens in 1818 schreef Joseph Mohr zijn ”Stille Nacht, heilige Nacht” . Het werd in de kerk van Oberndorf uitgevoerd met begeleiding door… een gitaar!
Vermaard
De Gennepse muzikanten kregen naam en faam door als eerste blaasgroep kerkelijke plechtigheden op te luisteren. In de wijde omtrek werden ze daarvoor gevraagd.
Met de (derde) directeur Jan Arnold Michels, oomzegger van pastoor-oprichter Van Alphen, moet het gezelschap onder de naam ‘Unitas et Fidelitas’ op uitnodiging begonnen zijn buiten Gennep kerkelijke plechtigheden met hun muziek luister bij te zetten.
Geschenk
Bij zulk optreden buiten Gennep is de behoefte aan een zichtbare naamsvermelding voelbaar geworden. Deze behoefte kan Jan A. Michels, welgesteld wijnhandelaar in het stadje, op het idee gebracht hebben om een vaandel te schenken. Waar zijn opdracht dan uitgevoerd werd, weten we niet. In een klooster? Bij een atelier in het bedevaartoord Kevelaer? Na 150 jaar zullen bijzonderheden hieromtrent wel niet meer te achterhalen zijn.
Optreden
Uit kroniekgegevens weten we wel, dat de Harmonie musiceerde bij kerkwijdingen in de regio. Ook bij niet-kerkelijke evenementen toonden de Gennepse Harmonieleden hun muzikaal kunnen. Daarover in latere bijdragen.
Het eerste vaandel van de Harmonie (de oude vaandeldrager Jan Achterberg sprak van: ‘de drapeau’) is meer dan 100 jaar aan het hoofd van het muziekkorps meegedragen, telkens wanneer het gezelschap naar buiten optrad. Het is thans wegens ouderdom ter bescherming achter glas in het repetitielokaal opgeborgen. In 1962 – precies honderd jaar na de aanschaf van het oude vaandel – werd de huidige, “nieuwe” vlag geleverd door de Fa. Brand te Voorburg.
Voorkant
Het oude vaandel is een rood fluwelen, gevoerd doek met aan drie kanten een rand van franjes. Centraal aan deze voorkant een bundel geborduurde muziekinstrumenten (trompetten, klarinetten). Daarboven in een boog de woorden Unitas et Fidelitas van borduurstiksel. Onder de bundel de jaartallen 1818 en 1861 , eveneens van borduurgaren.
Achterkant
Aan de keerzijde op het doek centraal de omrande beeltenis van St. Cecilia met de harp, en daaronder het woord Gennep. Opvallend is dat de woorden Kerkelijke Harmonie op het vlaggendoek ontbreken. Deze woorden komen op de huidige vlag wel voor. Verder constateren we dat het jaartal 1861 geen jubileumjaar voor de Harmonie is.
Geschenk
Een verklaring voor dat jaartal 1861 zou het volgende kunnen zijn. In 1860 overleed de oprichter van de Harmonie pastoor Theodoor van Alphen. 1861 was het laatste jaar dat Jan Arnold Michels, jongste zoon van Clara van Alphen, de zus van de pastoor, het korps ‘Unitas et Fidelitas’ dirigeerde. De pas benoemde kapelaan Gerardus Billekens volgde hem op als muziekdirecteur. In 1861 hield de Harmonie dus op een ‘familie-aangelegenheid’ te zijn! De welgestelde Jan Arnold Michels schonk de Harmonie een kostbaar vaandel als herinnering aan de families Van Alphen en Michels, die met het korps vergroeid waren.
Jubileum
Daarenboven deed zich het feit voor dat Jan A. Michels in 1836 de directie van het Harmoniegezelschap overnam van zijn oudere broer Herman G. Michels en hij in 1861 vijfentwintig jaar dirigent van U.et F. was! Twee redenen derhalve voor een memorabele geste. Harmonie Unitas et Fidelitas, dan nog steeds uniek in de regio, kon zich sindsdien, getooid met een prachtig vaandel, in en buiten Gennep presenteren.
Oorlog
Bij beschietingen van de kerk tijdens de frontmaanden 1944-45 werd de kerk alsook de ramen vernield.
Tijdens de evacuatie van de Gennepse burgerbevolking in oktober 1944 bleef het harmonievaandel in Gennep achter. Bij terugkeer van de burgers in het voorjaar 1945 vond men het vervuilde vaandel terug. Het lag nog in een houten kist op het repetitielokaal (toen in de Kerkstraat). Het toenmalige harmoniebestuur liet het restaureren en in zijn oude glorie herstellen. Het heeft daarna weer dienst gedaan tot 1962.
In het 200jarig bestaan van de Harmonie staat hierboven de oudst bekende groepsfoto. Het origineel kreeg auteur dezes uit de nalatenschap van een oom, die in 1922 bij het faillissement van de NBDS zijn geboorteplaats Gennep moest verruilen voor Utrecht. De foto is op een karton gelijmd en had oorspronkelijk een brede omlijsting. Die is er afgeknipt zodat alleen de foto over bleef.
Datering
Het opnamejaar ontbreekt op de foto, maar is voorzichtig geschat 1874. De foto dateert van vóór 1875, omdat in dat jaar de bejaarde geestelijke in de rieten leunstoel, deken J. Bernardussen, overleed. Van de Harmonieleden is helaas niemand meer bij name bekend.
De vaandrig op jaren had ons misschien naar nog een vroeger opnamejaar gebracht. Graag zouden we de foto gekoppeld zien aan het jubileumjaar 1868. Maar niets op de foto geeft ons daarvoor een houvast.
De geestelijken
Op de foto zitten in het midden zoals gebruikelijk centraal de twee prominenten. Links de dirigent van de Harmonie, kapelaan Ger. Billekens. Hij was sinds eind 1862 de nieuwe kapelaan in Gennep. Geboren in Sevenum in het zelfde jaar (1833) dat daar de Koninklijke Harmonie “ Unie” werd opgericht! Had hij er in zijn jeugdjaren vóór zijn seminarietijd klarinet gespeeld? Zie dit instrument dat hij op de foto vóór zich op tafel vasthoudt. Speelde hij mee in het korps? Of speelde hij bij de klarinettisten moeilijke passages in muziekstukken voor?
Als president van de Harmonie is ook deken Bernardussen aanwezig. Gezien zijn leeftijd (?) heeft de fotograaf hem geposteerd in een rieten leunstoel ( enne pròst ) aan de tafel. In oktober 1875 zou hij overlijden.
De leden
We tellen 23 muzikanten en de vaandrig of vaandeldrager. Het vaandel heeft feitelijk ten doel het gezelschap muzikanten herkenbaar te maken aan het publiek. Idealistisch is het een blijvend symbool van trouw, eergevoel en eenheid. Muzikanten komen en gaan, het vaandel blijft. Ten slotte vervult het een belangrijke, ceremoniële functie. Vandaar dat in die tijd (1874) de vaandrig zich onderscheidde van de andere korpsleden door het dragen van een hoge hoed.
Van 4 naar 24
De Harmonie “Unitas et Fidelitas” blijkt in die ruim 50 jaar gegroeid van 4 naar 24 leden. (Aantal inwoners van Gennep in 1818 ca. 850, in 1875 ca. 1550). Het zal geen jubileumfoto zijn, want de destijds traditionele lauwerkrans ontbreekt. Vooraan de twee jongelingen van het korps, wat onwennig met hun niet alledaags strikje onder de kin! Verder vallen de twee bebaarde muzikanten op. Iedereen draagt op de linker revers een insigne, en dat is hoogstwaarschijnlijk een harp, als teken van saamhorigheid en muzikaliteit.
Een van de oudere leden in deze groep moet J.W. Buning zijn, die in 1883 gehuldigd werd wegens zijn 50jarig lidmaatschap van de Harmonie!
Locatie
De foto is genomen tegen de achtergevel van Hotel Vezett in de Niersstraat/Kromme Elleboog. Hier was de thuisbasis van het korps. Achter het hotel lag naar de Houtstraat toe een beugelbaan. Tegen de zonnige achtergevel stelden de muzikanten zich op. Uit de gelagkamer werd een tafel met caféstoel voor de dirigent gehaald, en uit de huiskamer een leunstoel voor de deken-president.
Fotograaf
Aan het begin van de beugelbaan staat de fotograaf met zijn platencamera op statief. In Gennep woonde toentertijd nog geen fotograaf. (Lamb. Perolles komt pas in 1886). Kwam een fotograaf op verzoek uit Nijmegen naar Gennep? Op de afgesneden omranding van het origineel zal -zoals gebruikelijk- zijn naam en woonplaats gestaan hebben.
Na de aanwezigheid van de Harmonie in een archiefstuk van het Hertogdom Limburg (1865) komt een volgend signaal uit… Rotterdam. De komst van de spoorlijn maakt dat ook de harmonie herhaaldelijk in de regionale en de landelijke media genoemd wordt. Het korps duikt ook op in de verslag en van de Rotterdamse werkgroep, die de spoorlijn Boxtel-Kleef/Wesel voorbereidt (de Noord-Brabantsch-Duitsche-Spoorwegmaatschappij). De uit te voeren plannen voor deze spoorlijn vanaf Boxtel over Gennep betekenden voor het Niersstadje het binnengaan in een nieuw tijdperk. De Harmonie -in de verslagen van de NBDS steevast ” Burger Harmonie” genoemd- kwam hier voor buitenkerkelijke evenementen in actie.
Stichtingsdatum
In de overlevering wordt geen exacte datum van oprichting genoemd. Wanneer het groepje muzikanten zich voor de eerste keer buiten liet horen in de Sacramentsprocessie 1818, dan was dat op zondag 24 mei 1818. Pasen viel dat jaar het vroegst ooit, nl. op 22 maart. Daaraan gekoppelde latere feestdagen vielen dus ook heel vroeg. Verbinden we de oprichtingsdatum van de Kerkelijke Harmonie aan het eerste optreden buiten, dan stellen we die op 24 mei 1818.
Functie
De eerste 20 jaren van het gezelschap zijn schimmig. De kroniekschrijver in de jubileumgids van 1893 noemt bij de start in 1818 vijf Gennepenaren bij naam, waarvan de vijfde, W. Nadler, ietwat merkwaardig is. Een gereformeerde bij een katholiek gezelschap? Voor alle zegslieden anno 1950 lag het predicaat ‘kerkelijk’ voor de hand: het eerste doel van de muziekgroep was het opluisteren van religieuze gebeurtenissen in en buiten het kerkgebouw (processies). Na verloop van jaren trad het groeiend harmoniegezelschap ook op bij profane evenementen ( jubilea, installaties). De Kerkelijke Harmonie ging een rol vervullen in de Gennepse leefgemeenschap. (Gennep anno 1840: ca. 1000 katklieken, 60 gereformeerden, 20 joden).
Levensteken
23 jaar na oprichting vinden we het optreden van het Gennepse muziekkorps voor de eerste keer op papier vastgelegd (1841). We doelen op een schrijven van de gemeente Gennep aan directeur en leden persoonlijk. Het gemeentebestuur nodigt het korps uit het bezoek aan Gennep van koning Willem II met hun muziek op te luisteren. Het veertien leden tellende gezelschap zal dat volgaarne gedaan hebben. (Al ging de predident pastoor Van Alphen met grote tegenzin op audiëntie…) Misschien dat in het Koninklijk Huisarchief dit optreden vermeld is. We kwamen daar niet achter.
Stoornis
Voor het tweede schriftelijk bericht omtrent de Harmonie hoeven we niet lang te wachten. Het jaar daarop schrijft de in 1836 in Gennep benoemde predikant H. Ruttinck een klaagbrief naar de hoogste burgerlijke instantie in het Hertogdom Limburg. Hij klaagt pastoor Van Alphen bij de gouverneur aan, dat genoemde geestelijke opzettelijk met processies langs de protestantse kerk trekt, wanneer hij dominee de godsdienstoefening houdt. Het luid bidden, zingen en musiceren door het Muzijk Corps ( de Harmonie!) verstoort hinderlijk zijn dienst. Deze klacht herhaalt hij in 1848, zodat de Harmonie dan voor de derde keer in dertig jaar op papier genoemd wordt.
Isolement
Drie tekenen van leven in 30 jaar is niet veel. Maar laten we niet vergeten dat Gennep in een zeer geïsoleerd landsdeel lag, waar rond 1845 de eerste ‘rijksweg der eerste klasse’ van Nijmegen naar Maastricht werd aangelegd. En aan een regionale krant was nog weinig behoefte (wie kon lezen, wie had er tijd toe, wie kon het abonnement betalen?). Het lezerspubliek was zeer gering, een regionale krant in deze contreien dus weinig rendabel. De Kantonbode van 1846 in een plaats van 1100 inwoners kwam eerder voort uit idealisme dan uit winstbejag.