de verhalensite van de StEG
tekst boek “Lambertus Pérolles”, W. van Dinter
De grootvader van de fotograaf was een Franse douanier, die eind 1813 met twee zoontjes, Jean (Jan) (4) en Charles (Karel) (3), maar zonder echtgenote, in Maasbree opduikt. De ineenstorting van het Franse keizerrijk betekent voor de douanier dat de grond hem te heet onder de voeten wordt. Als de geallieerden Maasbree eind januari 1814 naderen, slaat Pérolles op de vlucht en laat hij zijn twee zoontjes verweesd achter. Daags daarop doopt de pastoor uit alle voorzorg de twee ouderloze jongetjes en brengt hij ze onderdak. Op kosten van de gemeente worden ze dan tot hun 16e jaar onderhouden. Opmerkelijk is dat we later geen gegevens meer kunnen vinden over Jean maar wel over Charles. Deze krijgt in 1834 een probleem omdat hij als 24 jarige een geboortebewijs moet kunnen overleggen om te kunnen trouwen. Omdat hij nooit in een bevolkingsregister is opgenomen, is het krijgen van een dergelijk bewijs nog een hele tour. Via het kantongerecht weet hij ex artikel 71 een vervangend bewijs te bemachtigen. Daarvoor moeten wel zeven inwoners van Maasbree verklaren dat Charles als sinds zijn kinderjaren in Maasbree woonachtig is.
Op 12 september 1834 ontvangt hij het begeerde papier zodat de weg naar een huwelijk open ligt. Of hij dan daadwerkelijk voor de wet trouwt is de vraag omdat daar geen bewijzen van zijn gevonden. Zeker is dat hij op 17 november 1845 in Tegelen voor de kerk trouwt met de 15 jaar jongere Adriana Wilhelmina Laurentia van den Braak uit Gouda. Charles is werkzaam – net als zijn vader – bij de douane. Hij vervult de functie van “brigadier der Douane en accijnzen”. Het echtpaar gaat in Bergen wonen.
Het is een vruchtbare verbintenis. In 5 jaar worden 4 kinderen geboren waaronder Lambertus. In 1851 verhuist het gezin naar Mook, een plaats waar Charles Pérolles zelf vóór 1845 ook al woonde. Lambertus groeit op in Mook en bezoekt er de lagere school. In 1864 verhuist men wederom, ditmaal naar Afferden.. Het aantal kinderen is inmiddels gestegen tot 12. In Mook laat het gezin 3 kinderen achter op de begraafplaats. In Afferden worden er nog vier kinderen geboren zodat het tot aantal in geboorte-akten geregistreerde kinderen in twintig jaar tijd 16 bedraagt. Kleindochter Sjaan Perolles zal later in een interview aangeven dat haar grootmoeder in totaal 24 zwangerschappen heeft gehad waarvan er 16 voldragen zijn. Deze 16 kunnen in geboorte-aktes worden teruggevonden.
Als Lambertus oud genoeg is, tekent hij voor het KNIL. Via het verzamelgarnizoen in Harderwijk vertrekt Lambertus per schip naar “de Oost”. Hij wordt gedetacheerd bij de landmeetkundige dienst. In 1880 keert Lambertus via Harderwijk weer terug in 1882 vestigt hij zich in Afferden. In 1885 trouwt hij (34) met Marietje Pruem uit Venlo. Bij zijn huwelijk geeft hij als beroep op: “gepensioneerd”. Onmiddellijk na hun huwelijk verhuist het paar naar Venlo om er amper een jaar later (29/4/1886) alweer te vertrekken. Ze vestigen zich in Gennep.. Pérolles koopt een huis op de “Grote straat” (Zandstraat A80, nu een bloemenzaak) en opent er een sigarenwinkeltje. Hij wordt winkelier. Vanuit Indië is hij bekend met tabak. De gegoede Gennepse burgers kunnen bij hem als “kenner” advies krijgen over het tabaksblad en de kwaliteit van sigaren. Naast de verkoop van tabak is hij consult van de A.N.W.B. en “werfagent” voor het K.N.I.L. (Koninklijk Nederlandse Indisch Leger). Ook legt hij zich toe op de fotografie. Daartoe heeft hij achter het huis een atelier laten aanbouwen met matglas en zware gordijnen waar hij zich toelegt op het maken van foto’s |
Aanminnige meisjes krijgen van hem drie afdrukken; één voor ’vad en moed’, één voor henzelf en één voor de vrijer. Hij was streng voor zijn clientèle. Hij en niet zij (klanten) bepaalde de groepsindeling, de houding en de entourage. Zat iemand niet recht op zijn stoel, of kon hij/zij niet stilzitten, hij bond ze op de stoel vast! Zijn dochter vertelt nu nog met smaak en verve, hoe Pérolles eens vergat de gebruikte plaat uit de camera te halen. Na het ontwikkelen zag hij tot zijn verrassing een boerin met knipmuts bij de pastoor op de schoot zitten..! |
Wellicht één de meest bijzondere foto’s van Pérolles: De “Genneper molen”. Ongelofelijke scherpte diepte voor die tijd! Het tijdstip is augustus 1899, het moment waarop de Genneper molen nog een niet afgedekt waterrad bezat. Een eis van de gemeente tegen de geluidsoverlast. (toen al!).
Er zijn maar liefst 17 personen op het origineel herkenbaar.
Ongeveer midden op de de foto staat, met de hamer in de hand, de smid, Eberhard Loeffen die het watterrad gemaakt heeft. De smid is goed herkenbaar aan de voorhamer die hij draagt. De man in de deuropening van het sousterrain Carl Wilhelm Steinman geb. 5-11-1852 is. Het sousterrain van de Molen noemde de arbeiders ‘de volmeule’ of ook wel ‘de hèl’. De eerste sluismeester heette Heintje van Laan.(Ook op de foto) De huizen op de Haspel: werden in die tijd bewoond door de gebroeders Hermens (in ‘t Genneps: Hé.rmse.). Ze waren kleermaker en barbier. (de volledige tekst staat hier)
Werfagent
Hij zag als voormalig KNIL militair een inkomstenbron in het aanwerven van jongeren voor het KNIL. Er bestond in die tijd geen algemeen dienstplicht. Voor het opkomen in militaire dienst werd destijds geloot tussen leeftijdsgenoten. Naargelang het inwonertal moest een gemeente elk jaar een aantal “lotelingen” leveren. Voor het militair dienstverband naar Indië werden ook vrijwilligers gevraagd. Men kon een dienstverband van 6 jaar aangaan en kreeg als intrede een handgeld van hfl 300,- (€ 135,=, ongeveer het jaarloon van een arbeider). Soldaten die in Nederlandse dienst op groot verlof waren, ontvingen bij tekenen voor
twee jaar detachering in Indië, een aanmoedigingspremie van hfl. 200,= (€91,=).
Om de instroom van Indiëgangers te activeren stelde het ministerie van Koloniën overal in het land “werfagenten” (ronselaars) aan. Voor elke jongeman die ze aanbrachten ontvingen ze een premie van hal 10.=. Lambertus Pérolles kon uit eigen ervaring in Indië, avontuurlijke jongemannen die de omgeving wilden ontvluchten, over de streep trekken om te tekenen.
De fotograaf
Als Lambertus met fotograferen begint heeft de (droge) glasplaat de beginnende fotografiemarkt veroverd. Hij werkt met relatief korte belichting- en ontwikkeltijden. De rolfilm van G. Eastman, die in 1899 werd geïntroduceerd, heeft het Gennepse atelier niet meer bereikt.
Pérolles maakte hoogstwaarschijnlijk kennis met de fotografie tijdens zijn verblijf als landmeter in Indië. Landmeters gebruikte de fotografie voor het vastleggen van gebouwen en “aanzichten” (overzichtsfoto’s). De belichtingstijden voor de glasplaten zijn nog zo lang dat de opnames, wil men ze scherp hebben, niet uit de hand kunnen worden gemaakt. Pérolles maakt dus gebruik van een statief. Hij moest voorzichtig en secuur te werk gaan. Belichte en onbelichte platen moesten absoluut van elkaar gescheiden blijven. Kort nadat hij zich in Gennep heeft gevestigd plaatst hij in het Genneps nieuwsblad een advertentie waarin hij zich als fotograaf aankondigt. Als in 1892 het monopolie Post & Telegrafie verloopt, komt de aankoop van post/briefkaarten vrij en begint Pérolles met het maken en verkopen van een nieuwe kaart: de briefkaart. Een kaart met aan een zijde een foto. Als motief fotografeert hij interessante punten in stad en streek. De kaart kost 3 cent en kan naar vrienden en kennissen worden verstuurd. Dit en nog veel meer interessante wetenswaardigheden vindt u in het boek dan Wiel van Dinter over Pérolles schreef.